Dag Leiden

Leiden

Drie jaar studeerde ik in Leiden. Literatuurwetenschap, want dat allitereert allemaal zo lekker met Laura. In het derde jaar daarvan ging ik op kamers, in Oegstgeest (of all places). Want dat is zo literair (terug naar Oegstgeest). Toen kwam de liefde, en nog meer liefde en nog meer, totdat we van gekkigheid maar gingen samenwonen in Voorschoten, waarbij alliteratie niet mogelijk is.

Ik heb altijd in dorpen gewoond, maar de laatste drie jaar bevond ik me op fietsafstand van Leiden. Ach Leiden, met haar singels, haar oude gebouwen, een dorp met het gezicht van een stad. Oh, ik heb haar ook vervloekt. Het onoverzichtelijke kruispunt bij Noordeinde, de lallende studenten, het gebrek aan woonruimte, de overdaad aan snorfietsen. Maar ze bleef me lief. En nu zeg ik haar gedag.

Oh nee, dit is geen vaarwel. Ik zal me er vaak genoeg bevinden. Maar het is anders, als je na je afspraak in een kwartier terug fietst naar huis, als haar aanwezigheid altijd dichtbij is. Voortaan neem ik afscheid op het station, nadat ik eerst langs de vele kebabzaken op de Stationsweg heb gelopen. Terug naar Rotterdam.

Ik zal je niet vergeten, maar ik ruil je wel in. Voor een echte stad. Dag Leiden, je was fijn.

Leiden vs Utrecht

pitbull

Leiden: de kinderkopjes zijn kut om op te lopen met hakken, maar hé, je bent toch weer snel thuis, dus je doet het toch (met alsnog pijn in je voeten als gevolg).
Utrecht: ik begin niet eens aan hakken met die straten daar.

Leiden: Hé leuk/shit, een bekende.
Utrecht: Wie zijn al die mensen?

Leiden: Alle katten zitten in Oegstgeest. Er zijn alleen krijsende meeuwen.
Utrecht: Bij de meubelzaak behoren een papegaai en een kwijlende hond tot het personeel, katten bewaken accessoireswinkels of letten op wat je bestelt in een restaurant.

Leiden: Leiuhhh.
Utrecht: Utregggg.

Leiden: Fietspaden zijn duidelijk aangegeven en er zijn geen fietsfiles.
Utrecht: Waar komen al die fietsers vandaan? Zijn er überhaupt nog mensen hier die gewoon lopen? En waarom rijden ze me elke keer aan?

Leiden: Binnen vijf minuten loop je het station uit.
Utrecht: Totale chaos. Spitsuur? Altijd.

Ja, Utrecht heeft een goede universiteit, er wonen leuke mensen, het centrum is mooi en oh mijn god, al die winkels (vandaar dat mijn portemonnee zo leeg is de laatste tijd). I like it. Maar Leiden? Leiden heeft mijn hart.

Ik ben nog steeds heel stoer hoor

Op 3 oktober viert Leiden dat de Spanjaarden opgerot zijn. Dit betekent dat de stad al vanaf 29 september overgenomen wordt door kermisattracties en ander ongein. Maar, als echte niet-Leidenaar, moest ik er wel naar toe, met mijn echte wel-Leidenaar als vriendje. Ik zal je uitleggen hoe dat ging.

Je baant je een weg door de mensenmassa, kermisattracties, snoepkraampjes, Vietnamese loempia’s, banaan met slagroom (ja serieus, hoe vies is dat?). De panterprintjes zijn niet te overzien, want nou ja, het is niet bepaald de elite die erop af komt (behalve ik natuurlijk). Vermakelijk is het wel, want je kunt urenlang op één plek blijven staan en je niet vervelen. Zoveel dronken en aparte mensen, daar is Koninginnedag (Koningsdag) niets bij.

Ik ben een stoere meid. Dat weten jullie. Vorig jaar was ik ook met mijn vriendje in de zweefmolen geweest, dus dat moest nu weer gebeuren.
‘Neeeeee, doe me dat niet aan!’ roept mijn vriendje nog, maar zoals dat hoort in een gezonde relatie luister ik niet naar hem.
Ik kijk naar de zweefmolen, zie staan dat hij zestig meter hoog was en denk: goh, dat is wel een stukkie de lucht in. Mijn vriendje staat ondertussen bibberend naast me (alhoewel dat ook van de kou kon zijn), want die heeft hoogtevrees. Maar voor de liefde doet hij alles.

Na een tijdje wachten gaan we erin. Ik trappel met mijn benen van de kou van enthousiasme. Steeds hoger en hoger gaann we en ja hoor, het is nog net zo leuk als vorig jaar! Ik kijk over de hele stad heen, heb een leuke jongen naast me, dus het is allemaal dikke prima.

Totdat ik me bedenk hoe hoog we zijn en dat we dood zouden zijn als het ding los zou schieten.

Totdat het karretje/dingetje opeens wat meer begint te schommelen.

‘Ik vind het eeeeeeng!’ zeg ik tegen mijn vriendje, die nu opeens de stoerste is.
‘Wat voor eettentjes heb je allemaal al gezien?’ vraagt hij en ik denk: waar heb je het over? Dit ding is eng, ik wil eruit! Maar hij blijft volhouden en leidt me af met gepraat over eten, totdat we weer veilig aan de grond staan.

Ik denk dat ik volgend jaar maar op diezelfde grond blíjf staan.

Studeren in Leiden of Amsterdam: de verschillen

Leiden:
– Een kleine stad, maar toch kan ik er verdwalen.
– Ik kom bekenden, kennis en half-bekenden (die je alleen maar van gezicht kent weet je wel) tegen.
– Reistijd: twintig minuten op de fiets.
–  Gemiddeld aantal bijna-ongelukken tijdens het reizen: drie.
– Duur van de colleges: twee uur (maar het begint een kwartier later en een kwartiertje pauze).
– Inschrijven universiteit: dikke prima.
– Aantal studiegenoten: een stuk of 15.
– Reactie op studie: ‘En wat kun je daar dan mee worden?’

Amsterdam:
– Een grote stad, ik verdwaal meer dan dat ik goed loop.
– Ik zie alleen maar toeristen. Waar zijn de Amsterdammers?
– Reistijd: een kwartier op de fiets, een kwartier een plaats voor mijn fiets zoeken, half uur trein, vijf minuten tram, tien minuten het gebouw zoeken, tien minuten het lokaal zoeken.
– Gemiddeld aantal bijna-ongelukken tijdens het reizen: tachtigduizend (in Amsterdam geldt het credo ‘Ik heb altijd voorrang’ heel zwaar).
– Duur van de colleges: drie uur, huilen dus (maar het eindigt een kwartier eerder en een kwartiertje pauze).
– Inschrijven universiteit: ik kreeg een paar dagen geleden dat ik ingeschreven was bij de universiteit en ik volg al twee weken college (en ja, ik had me al tachtig weken daarvoor ingeschreven).
– Aantal studiegenoten: een stuk of 15.
– Reactie op studie: ‘En wat kun je daar dan mee worden?’

Ik moet bekennen dat ik tot nu toe de voorkeur aan Leiden geef, al is het maar omdat mijn overlevingskans daar hoger is, maar hé, ik studeer dan ook pas twee weken in Amsterdam.

De kattenfluisteraars van Oegstgeest en Leiden

‘POESSIEEEEEEEEE!’
Jeetje, wie maakt er toch zo’n lawaai in Oegstgeest?
‘Poessie, kom eens hier! Kom maar, poessie.’
Jeetje, ook nog op zo’n hoog, kinderachtig toontje.
‘Wie is er een lief poesje? Ja, jij bent een lief poesje.’
Het is Laura de kattenfluisteraar met haar vriend.

Als ik een kat zie, ben ik als een kind zo blij. Ik ren niet op ze af als een kleine kleuter (mijn vriendje wel, waardoor ze alleen maar wegrennen), maar ga op mijn hurken zitten en beweeg mijn duim tegen mijn wijsvinger, terwijl ik een soort klikkend geluid maak. Niet dat het helpt, maar ik denk van wel.
‘Awwwwwww.’ zeg ik tegen mijn vriend.
‘Awwwwwww.’ zegt hij terug.
‘Wat een lieve kat!’ kirren we in koor.

We zijn allebei van mening dat een vriendin van ons die in hetzelfde gebouw als ik woont een kat moet nemen. Een blauwe Britse korthaar. Ja, zij en niet ik, want ik ga mooi die troep niet opruimen. Bovendien woont zij alleen en ik niet. Mijn vriend en ik vinden het allebei een goed idee, maar zij helaas nog niet. Maar dat komt wel goed.

In de tussentijd lopen we gewoon wel ‘Awwwwww, lief poessie!’ roepend op straat.

(voor de rest zijn we overigens heel normaal)

Fietsen in Leiden (of in een andere stad): de regels

Nederland is een fietsland bij uitstek. We hebben zelfs speciale paden voor fietsen (daar moet je in andere landen niet mee aankomen). Is dat fietsen in een dorp nog makkelijk (goed kijken, hand uitsteken en dat was het wel) kun je het alleen daarmee niet redden in een stad als Leiden. Om jullie een hoop gedoe te besparen, zal ik jullie de regels vertellen, want zo ben ik ook weer wel.

Het stoplicht (er kwam op de basisschool een politie-agent die zei dat het ‘verkeerslicht’ is in plaats van ‘stoplicht’, want hij geeft niet alleen ‘stop’ aan. Dus heb ik jaren ‘verkeerslicht’ gezegd, maar nu lekker niet meer. Ja, zo rebels ben ik.) is een verhaal apart, maar eigenlijk niet zo moeilijk. Het komt in feite hier op neer:

Het stoplicht staat op groen: doorfietsen.
Het stoplicht staat op oranje: doorfietsen.
Het stoplicht staat op rood: doorfietsen.

Fietsers zijn de goden op aarde. Tenminste, dat vinden ze zelf. Dat betekent dat fietsers altijd voorrang hebben, ook als ze dat niet hebben. Dit zorgt wel eens voor problemen, want voetgangers denken ook dat ze altijd voorrang hebben, ook als dat niet zo is. Maar gelukkig zijn er daar nog die remmen op je fiets voor (gebruik die goed!).

Dan nog een paar willekeurige regels:
– Als je een fiets hebt die mooi is en minder dan twee jaar oud, dan hoor je er dus echt niet bij.
– Zelfs met een extra slot kunnen twee fietsen van je binnen twee weken gestolen worden (zeg ik uit ervaring).
– Een bloemetjesslinger van de Hema aan je stuur is passé.
– Als je bel het niet doet, moet je ‘Tring tring!’ roepen.
– Als je op de fiets stapt, heb je het te koud. Als je na het fietsen er weer vanaf stapt, heb je het veel te warm. Het is nooit goed.
– Je hoort er pas echt bij als je een fietsongeluk hebt gehad (ik hoorde er al vrij snel bij…).

Hopelijk hebben jullie er wat van geleerd. Fiets ze!

Het Leids kwartiertje

Voor de mensen die het niet snappen.

Vroeger, op de middelbare school, stond er op het rooster: wiskunde begint om vijf over tien. En dan begon het ook echt om vijf over tien. Maar zo niet op de universiteit Leiden.

Op mijn rooster nu staat bijvoorbeeld: het college begint om drie uur. Maar niets blijkt minder waar te zijn. Waarom zou je je aan het rooster houden?? Wij beginnen gewoon een kwartier later. En dit, lieve mensen, wordt ook wel het Leids kwartiertje genoemd.

Een college duurt meestal twee uur, of nou ja, volgens het rooster dan. Maar met het Leids kwartiertje en een kwartiertje pauze komt dat meestal neer op anderhalf uur. Kijk, daar houden we van.

Nu schijnt het dat niet alle studies hieraan doen, het zou zelfs best kunnen dat het alleen voorbestemd is aan de faculteit geesteswetenschappen of misschien wel alleen aan de studie Literatuurwetenschap (nóg een reden om deze studie te kiezen).

En dan zijn er van die docenten, die willen dan opeens om elf uur beginnen in plaats van kwart over elf. Kijk, daar kan ik nog mee leven. Maar docenten die geen pauze houden? Daar word ik heel agressief van.

Hoe zit het bij jullie, mede-studenten? Hebben jullie ook een academisch kwartiertje?  En voor de werklui: houden jullie wel eens zo’n kwartiertje, gewoon, omdat het kan?

De telman

Mag ik uw cv even zien?

Er doet zich een raar fenomeen voor op de faculteit Geesteswetenschappen van de universiteit Leiden.

Het gebeurt tijdens colleges. Net als je je ogen dicht voelt vallen door het eentonige gepraat van de docent vliegt de deur met een klap open. Meteen is iedereen weer wakker. Een man stapt het lokaal binnen met zijn hand nog op de deurklink. Met twee vingers wijst hij naar ons en je ziet zijn lippen bewegen. Daarna knikt hij naar de docent en gaat weer weg.

Het is de telman.

Hij komt vaker niet dan wel, maar als hij komt, dan doet hij het goed. Binnen een minuut weet hij hoeveel mensen zich in het lokaal bevinden. De vraag is natuurlijk: waarom doet deze man dat? Misschien vanwege veiligheidsredenen, maar hij komt niet altijd, dus dan zou hij zijn werk toch niet zo goed doen.

Ik stel me zo voor hoe dat op verjaardagen gaat.
‘En wat doe jij voor werk?’
‘Ik tel.’

De telman. Fascinerend zo’n beroep. Ik ben benieuwd hoeveel hij ervoor betaald krijgt.

Doet dit fenomeen zich alleen in Leiden voor of ook op andere universiteiten/scholen?

Post-its, quotes en Leiden

Alleerst moeten jullie dit lezen. Geschreven door Jaap in zijn mysterieuze taal (sowieso een aanrader trouwens, zijn blog en nee, hij heeft geen reageeroptie).

Oké, nu is de vraag natuurlijk: hoeveel begrijpen jullie van dat blogje? Waarschijnlijk niet veel, dus zal ik het verhaal erbij vertellen.

Jaap en ik spraken met elkaar af in Leiden voor een koffiehuisje (ik weet niet of je het wel een koffiehuisje kunt noemen, maar ik vind koffiehuisje een leuk woord, dus). Maar in plaats van voor het koffiehuisje stond Jaap er meters naast, wat natuurlijk absoluut niet kan. Zoals ik al tegen hem zei: wat als er nou allemaal mensen voor het koffiehuisje hadden gestaan, hoe had ik dan geweten dat jij het was? Na deze knallende ruzie (grapje) gingen we dan eindelijk toch naar het koffiehuisje. Wat doet een normaal mens in een koffiehuisje? Ja, koffie drinken. Nou, wij niet dus. Ik iets met vanille en Jaap warme chocolademelk ZONDER slagroom (ja, echt!).

En toen kwam het werkelijke doel van onze afspraak naar voren: de post-its kwamen op tafel. Want wat gingen wij namelijk doen? We schreven quotes op de post-its die met boeken, kleding, muziek of de universiteit te maken hadden (of gewoon leuk waren). Na het schrijven van de post-its gingen we stad in om de post-its op boeken, kleding, cd’s of een universiteitgebouw te plakken.

Waarom? Omdat het kan. En post-its zijn leuk. Quotes ook. Logischerwijs is stiekem post-its met quotes erop plakken ook leuk.

Eerst gingen we naar de H&M. Ik maakte bijna de vreselijke fout om een boekenquote op een kledingstuk te plakken (dat had ik mezelf nooit vergeven). Vervolgens kwam de C&A aan de beurt, de Freerecordshop, de Intertoys (‘Don’t judge a book by its movie’ werd geplakt op dvd’s van boekverfilmingen) en daarna jawel: het Lipsius.

Waarschijnlijk weten jullie niet wie Justus Lipsius is en schaam je (ik weet het ook niet), maar in ieder geval is het universiteitgebouw van geesteswetenschappen (de leukste faculteit vanzelfsprekend) naar hem vernoemd. Ook daar sloegen wij onze slag.

De volgende dag vroeg ik een studiegenootje of ze er nog hingen. Ze waren verdwenen. Ik ga er maar heel positief van uit dat blije studenten ze hebben meegenomen.

(Later ging ik zelf nog checken en ik zag dat er nog één post-it op de kachel hing. Hierboven zie je het bewijs bij de tweede foto. Helaas hing de kachel boven het raam waardoor ik er geen goede foto van kon maken en was ik bang dat er mensen de trap op kwamen, maar dit staat er: Logic will get you from A to Z. Imagination will get you everywhere. – Albert Einstein)

(Als jij ook van een ludieke/gekke/rare/lieve/leuke actie houdt: mail me dan alsjeblieft, want ik vind het leuk om dit soort dingen te doen én om nieuwe mensen te ontmoeten :D)

Leegte in het Lipsius

Elke week (?) ontvangen de Leidse studenten de studentennieuwsbrief in hun e-mailbox. Tot voor kort was er ene Coen, die wekelijks een column schreef. Maar Coen was afgestudeerd, dus moest er iemand anders komen.

Ik heb meegedaan aan de wedstrijd, maar (helaas) niet gewonnen. Ik wil jullie de column die ik heb ingestuurd echter niet onthouden. Even ter verduidelijking: het Lipsius is de faculteit van Geesteswetenschappen. En de column is (deze keer wel) geheel op waarheid berust.

***

Er zijn wc’s in het Lipsius. Dat is logisch. Iedereen moet wel eens naar de wc. Maar deze wc’s (ik heb het hier dan wel over het damestoilet, bij de heren kan ik het niet checken) zijn bijzonder. Of eerder gezegd: waren bijzonder.
Een toiletbezoekje in het Lipsius is namelijk niet zomaar een toiletbezoekje. Ik vroeg me altijd af waarom mensen soms zo lang op de wc zitten, maar nu weet ik het: de teksten op de deuren. De eerste deur was vooral bijzonder. Hier ontstonden twee gesprekken.

Gesprek 1:  Betreffende de zangkunsten van de oude man die in de spoelkeuken werkt. ‘Die moet meedoen aan X-factor.’ ‘Hij heeft steeds hetzelfde repertoire!’ De meningen zijn verdeeld, maar fans heeft hij in ieder geval. Ik zie kansen.

Gesprek 2: Iemand had op de deur geschreven: ‘Jeroen, ik hou van je!’ Daar moet natuurlijk op gereageerd worden. Die variëren van: ‘Ik hou ook van jou!’ tot: ‘Alsof Jeroen dat ooit kan lezen hier.’ Zou Jeroen er ooit achter komen dat er van hem gehouden wordt? Nee.

Nee, Jeroen zou het nooit te weten komen. Waarom niet?
Het was gewoon één van die dagen, niets bijzonders. Mijn blaas vertelde me dat ik een bezoekje aan het toilet moest brengen. Zo gezegd, zo gedaan. Ik ging zitten en ik zag. Niets. Helemaal niets. De deur was volledig wit. De tranen prikten in mijn ogen. Hoe kon dit gebeuren? Welke asociale schavuit heeft de deuren schoongemaakt? Woedend stormde ik het toilet uit (ik had nog wel even mijn broek opgetrokken en mijn rits dichtgedaan). Het hele Lipsius schreeuwde ik bij elkaar. Iedereen met kleding van Leiden Universiteit aan, schudde ik door elkaar: ‘Wie heeft dit gedaan?’

Helaas ben ik er nooit achter gekomen. Er zat niets anders op. Na twee weken vol leegte moest ik de eerste stap zetten, dapper als ik ben.
‘Wat zijn de deuren leeg!’ schreef ik.
Een paar dagen later zag ik dat iemand WC-tennis had gemaakt op diezelfde deur. De opluchting. Ik kon weer met een gerust hart naar de wc gaan.