Wie schrijft die blijft (8): dichteres Anne Büdgen


Na Laura beroept zich komt er eindelijk een nieuwe interviewserie op mijn blog: 
wie schrijft die blijft. In deze serie interview ik mensen die voor hun beroep schrijven, op wat voor manier ook. Denk aan een brievenghostwriter of een dichteres zoals Anne. Ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden, ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen!

En toen was er ineens een gedicht

Op een dag zat de destijds achtjarige Anne Büdgen in haar kamer toen ze plotseling voelde dat er iets op papier moest komen. Ze zocht naar pen en papier en schreef op wat er van binnen gebeurde. En toen was er ineens een gedicht.
‘Daarna probeerde ik elke dag minstens een uur te oefenen. Ik ben ook dagboeken bij gaan houden om gedachten te noteren. En zo ben ik mezelf eigenlijk tot mijn achttiende blijven ontwikkelen door heel veel te schrijven en verschillende vormen uit te proberen. Ik ging veel naar de bibliotheek om werk van verschillende dichters te lezen en te bekijken hoe ze dat deden. Ook heb ik Teleac-cursussen gedaan voor gedichten schrijven. Ik wist op de één of andere manier heel zeker dat dat het was voor mij. Dat het de basis was van alles. En dat is eigenlijk nog steeds zo.’

Van uitprobeersels tot een eigen dichtbundel

Toen Anne een jaar of tweeëntwintig was, begonnen er gedichten te komen die ze goed genoeg vond. Daarvoor waren het voornamelijk uitprobeersels. Voor haar opleiding als theatermaker kreeg ze op een gegeven moment de opdracht om te praten met iemand uit het vak. Je mocht zelf weten wat voor beroep dat was, bijvoorbeeld iemand uit een theatergroep of een schrijver. Anne besloot de uitgeverij die haar erg aansprak, de Arbeiderspers, te bellen.
‘Ik sprak af met de redacteur poëzie. Ik had me heel goed voorbereid. Ik had alles goed doorgelezen, wie ze uitgaven en waarom en wat voor poëzie dat was. Af en toe begon de redacteur een gedicht en dan maakte ik hem af. We hadden een ontzettend leuk gesprek over poëzie en aan het einde ervan vroeg ik aan hem of ik wat werk van mezelf mocht laten lezen. Hij was erg enthousiast en gedurende twee jaar heb ik gedichten opgestuurd, waar hij commentaar op gaf. Dat werd uiteindelijk een bundel, die uitkwam toen ik zeventwintig was.’

Drukke stad of in the middle of nowhere

Dichten is voor Anne een traag proces. Omdat het voor haar beter werkt als ze dat op haar eigen manier doet zonder door anderen gestuurd te worden, neemt ze op dat gebied geen opdrachten aan.
‘Poëzie vraagt van mij dat ik me af en toe heel erg terugtrek en dat doe ik door op reis te gaan. Ik neem dan veel boeken mee en doordrenkt van al die woorden begin ik met dichten.’
Wat wel opvallend is, is dat Anne daarvoor óf naar een hele grote stad moet óf juist naar een plek ergens in the middle of nowhere. Dat kan allebei veel indruk op haar maken. Terwijl als ze naar een middelgroot plaatsje gaat, er niets gebeurt van binnen.
‘Als je bijvoorbeeld in een heel stil dorpje in Frankrijk bent, dan kan die stilte echt geluid geven. Dat is overdonderend en kan alles in je overnemen. Dat vind ik heel bijzonder. Net zo bijzonder wanneer ik me in een stad bevind waarin je voortdurend geluiden hoort en beelden ziet opdoemen. Als je helemaal in stilte bent, lijkt het alsof je een beetje gek wordt. En op de rand van ‘Ik kan hier helemaal niets meer, ik moet nu indrukken hebben of mensen zien’ vind ik een heel spannend moment om te schrijven. Dan spreek je stukken in jezelf aan waarmee je normaal gesproken niet zo snel in contact komt.’

Kauwgomkauwende pubers

Naast zelf poëzie schrijven geeft Anne ook workshops gedichten schrijven. Daarbij krijgt ze vaak te maken met vooroordelen dat poëzie saai, stoffig en ouderwets is en dat het moet rijmen.
‘Die vooroordelen uit de weg ruimen, dat is stap één. En dan kun je pas beginnen met nieuwe ogen naar poëzie te kijken.’
Dat doet ze niet door meteen een speech te houden over dat poëzie niet hoeft te rijmen en dat het niet stoffig is. In plaats daarvan neemt ze een aantal verrassende gedichten mee of laat ze de mensen een paar oefeningen doen, waarbij ze per ongeluk zelf een gedicht schrijven.
‘En dan denken ze: hé, dat is eigenlijk best gaaf wat ik nu heb gemaakt. Doenderwijs en proevenderwijs ontdekken veel mensen dat. Ook kauwgomkauwende pubers met van die petten tot over hun neus getrokken die half in slaap vallen als je binnen komt. Die mogen dan eindelijk zeggen wat er allemaal aan de hand is van binnen of wat ze vanochtend op straat hebben gezien. En dan vinden mensen het eigenlijk heel leuk om een keer te proberen. ‘

Poëzie als muziek

Als tip geeft Anne om heel veel te lezen.
‘Zie poëzie als muziek. Je hebt ook veel opnamen van dichters, luister daarnaar. En lees het hardop aan jezelf voor of aan anderen. Voel niet alleen wat de taal met je doet, maar ook wat de klanken, het ritme en de opbouw met je doen. Probeer de taal tot je te nemen met al je zintuigen, niet alleen met je hoofd. En oefenen, elke dag schrijven, schrijven, schrijven. Zonder zelfcensuur, je moet alles op papier kunnen zetten. Pas als je daar weer iets van wil construeren, moet je natuurlijk kritisch zijn. Maar durf hele lappen lelijke tekst te schrijven om vervolgens daarna tot iets echts te komen.’

Dit is waarschijnlijk het laatste interview in de serie. Ik heb het erg druk met mijn studie en andere activiteiten en deze interviews nemen veel tijd in beslag. Mocht ik er onverhoopt toch tijd voor hebben, dan ga ik er wel mee door, maar ik weet niet of en wanneer dat zal zijn. Ik hoop natuurlijk wel dat ik er ooit verder mee kan gaan. Ik vond het in ieder geval heeeeeeeeel leuk om te doen :D

Weetjes over ‘wie schrijft, die blijft’


Een deel van mijn aantekeningen (interview met Ad Grooten). Nee, daar kun je geen kaas van maken. Ook geen chocola trouwens.

Inmiddels staan er zeven interviews in de serie ‘wie schrijft, die blijft’ op mijn blog over mensen wiens beroep op de één of andere manier met schrijven te maken heeft. Er komt er sowieso nog één aan en daarna weet ik het nog niet. Dat ligt namelijk aan hoe mijn indeling er na de zomer uitziet. Ik heb college en moet daarnaast ook werken (als iemand nog een leuk bijbaantje in Oegstgeest/Leiden weet, let me know!), dus ik weet niet of ik tijd overhoud voor het interviewen. Ik hoop het natuurlijk wel en als het wel past, ga ik er ook zeker mee door! Ik vind het namelijk één van de leukste dingen om te doen voor mijn blog en ik leer er veel van.

Goed, dan nu de weetjes!

– Dit zijn de blogjes waar ik de meeste tijd aan besteed. Echt mensen, het is bijna niet normaal. Allereerst moet ik mensen die ik wil interviewen mailen. Als ze bereid zijn geïnterviewd te worden, moet er gemaild worden over de afspraak: wanneer en waar? Daarna bedenk ik de vragen (ik heb wel veel vragen die ik iedereen stel, maar het is natuurlijk wel aangepast aan het beroep). Vervolgens ga ik naar de afspraak. Op de één of andere manier is het nooit dichtbij. Het meest dichtbij was in Den Haag en dat is anderhalf uur reizen. Het meest ver weg was in een dorpje boven Hoorn en volgens mij heb ik verdrongen hoelang reizen dat was. De meeste interviews vonden echter plaats in Amsterdam en ook dat is niet dichtbij. Maar dat heb ik ervoor over!
Oké, dan vindt het echte interview plaats. Meestal duurt dit een uurtje. Daarna weer terug naar huis en dan begint het: het uitwerken. Eerst typ ik het interview letterlijk, dus woord voor woord, uit, omdat ik mezelf nog niet genoeg vertrouw om een goed interview uit te schrijven als ik dat niet doe. Daarna maak ik er het echte interview van zoals je die op mijn blog ziet.

– Ik neem het interview op met een voicerecorder én ik schrijf mee in een schrift. Dit, omdat ik bang ben dat het mis gaat. En terecht, want het is één keer mis gegaan (het laatste interview op mijn blog). Ik weet niet precies hoe het kwam, maar er was helemaal niets opgenomen en daarom moest ik het van mijn aantekeningen hebben. Uiteindelijk wel gelukt, godzijdank.

– Er is niks mis met interviews via e-mail en telefoon, maar ik wil het graag face to face en ik doe het dus ook alleen maar face to face. Ik ben hiermee begonnen, omdat ik ervan wil leren en ervaring op wil doen. Dat gaat het beste face to face. Bovendien is dat ook het beste voor het interview. Je vormt zo een beter beeld van de geïnterviewd en dat neem je ook mee in je stuk. Oh en wat is er nou leuker dan nieuwe mensen ontmoeten? :)

– Deze serie heeft voor leuke dingen gezorgd. Zo heb ik nieuwe mensen leren kennen, veel geleerd over schrijven, ben ik naar nieuwe plaatsen gegaan (zo zit de studio van Ad Grooten in een voormalig mortuarium!) en is er een column over mij geschreven.

Wat ik vermoedde, klopt ook daadwerkelijk: ik vind interviewen heel leuk om te doen (dan mag ik eindelijk eens onbeschaamd nieuwsgierig zijn) en ik zal er ook zeker niet mee stoppen!

Wie schrijft die blijft (7): scenarioschrijver Alexandra Penrhyn Lowe

Na Laura beroept zich komt er eindelijk een nieuwe interviewserie op mijn blog: wie schrijft die blijft. In deze serie interview ik mensen die voor hun beroep schrijven, op wat voor manier ook. Denk aan een brievenghostwriter of een scenarioschrijver zoals Alexandra. Ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden, ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen!

Van journalist naar scenarioschrijver  

Na een carrière als journalist voor andere de LINDA. en de Esta volgde Alexandra Penrhyn Lowe een cursus scenario schrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam. Vlak daarna raakte ze aan de praat met een producer van Nickelodeon. Hoewel ze geen ervaring had, werd ze toch aangenomen als dialoogschrijver voor de populaire kinderserie ‘Het Huis Anubis’.

De opbouw van een soapserie

Een soapserie, ook wel daily genoemd, wordt niet door één persoon gemaakt, maar met een team. Eerst komt de hoofdschrijver (of hoofdschrijvers) die de lange lijnen bedenkt, dus wat er per week gaat gebeuren. Daaronder zit de storyliner, die schrijft het treatment. Dat houdt in: wat er in een aflevering gebeurt op scène niveau, maar dan zonder de dialogen. Die worden namelijk daarna geschreven door de dialoogschrijver.

De computer als een gekooide tijger

Op de fiets bedenkt Alexandra de lange lijnen van een scenario, want dat komt meestal als ze niet aan het werk is. Maar wanneer ze daadwerkelijk begint met het schrijven, ontvouwt het zich als een film in haar hoofd die ze alleen maar hoeft te volgen. Hoewel dat goed gaat, heeft ze toch last van angsten:
‘Toen ik het eerste scenario voor ‘Het Huis Anubis’ had geschreven, moest ik huilen, want ik durfde niet te beginnen. Daardoor komt mijn uitstelgedrag. De computer wordt dan als het ware een bom die af kan gaan, een gekooide tijger. Maar deadlines helpen, want je moet wel. ‘
Maar daarna komt het verschrikkelijke wachten. Elke keer weer.

De neiging teveel te zeggen

Volgens Alexandra is er in Nederland een mooie toneeltraditie, maar minder ervaring wat betreft film. Er is vaak de neiging om alles direct te zeggen, terwijl subtekst juist belangrijk is in een scène.
‘Zo haal ik er bijvoorbeeld alle namen eruit, want dat is niet realistisch. Je noemt niet de hele tijd iemand bij de naam wanneer je met hem of haar praat.’
Als voorbeeld geeft Alexandra een scène die ze heeft geschreven voor de KRO-serie VRijland. Het speelde zich af tussen een jongen van 18 en een jongetje van 10, dat heel verdrietig was vanwege de dood van zijn moeder.
‘De suggesties die bij deze scène stonden waren veel te pathetisch. Kinderen kunnen meestal niet zo goed acteren. Dus na hard nadenken kwam ik erop om het jongetje te laten zwijgen, terwijl de jongen praatte. Dat werkte goed, het ontroerde me zelfs.’
Dat is dus een manier om de neiging om teveel te zeggen te doorbreken.

I’m a writer too!

In Nederland krijgt Alexandra de volgende vragen vaak als ze vertelt wat ze doet: ‘Als eerste: heb je wel eens wat gepubliceerd? En als tweede: kun je daarvan leven?’
In Amerika is dat echter anders, positiever. ‘Of ze zeggen dat ze het ‘awesome’ vinden of: ‘I’m a writer too!’
Daarnaast zijn er soms ook vooroordelen. Veel mensen denken dat je niets doet en bellen je dan, omdat ze met je willen lunchen of iets dergelijks.
‘Maar ik ben gewoon aan het werk, dus dat gaat niet. Daar denken veel mensen niet aan.’

Wie schrijft, die blijft: liedjesschrijver Ad Grooten


Fotograaf onbekend.

Na Laura beroept zich komt er eindelijk een nieuwe interviewserie op mijn blog: wie schrijft die blijft. In deze serie interview ik mensen die voor hun beroep schrijven, op wat voor manier ook. Denk aan een brievenghostwriter of een liedjesschrijver zoals Ad. Ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden, ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen!

Pater Moeskroen en andere projecten

Als kind schreef Ad Grooten al verhaaltjes. Toen hij op zijn vijftiende voor het eerst een gitaar in handen kreeg, werden dat automatisch liedjes. Hij speelde in allerlei bandjes. Op een gegeven moment zei Ton Smulders, met wie hij in de klas zat, dat hij een gezellige band zou willen oprichten. Dat deden ze en dat werd Pater Moeskroen. Ze speelden op straat en in cafeetjes met hun (in het begin) flauwekulliedjes, maar al snel werden ze bekend. Op 1 april van dit jaar heeft Ad, na 26 jaar,  afscheid genomen van de band om zich te richten op andere projecten.
‘Ik word vijftig dit jaar. Ik heb altijd gezegd: na mijn vijftigste ga ik wat anders doen. Het was wel een moeilijk besluit hoor, maar ik wil nog zoveel andere dingen doen. Zo schrijf ik shows voor de Efteling en voor attractiepark Toverland. Ik ben ook bezig met het schrijven van een kinderboek. Daarnaast speel ik in de band Mannen van Naam en ben ik bezig met het oprichten van een band met mijn broers, Broerz, geheten.’

Positiviteit

Wat altijd terugkomt in de teksten van Ad is positiviteit: ‘Natuurlijk heb ik ook serieuze liedjes geschreven, maar ze zijn nooit heel zwaar op de hand. Ik houd niet van alleen maar doem en ellende. Zo is er het liedje De wolk en de rivier, dat het verhaal van een kind dat opgroeit en haar vader verliest, volgt en het leven van een rivier. Het gaat eigenlijk over de dood, maar het is een heel positief lied over de kringloop. Ik denk dat dat mijn liedjes wel kenmerkt, het positieve. Ik heb natuurlijk ook veel kinderliedjes geschreven. Die zijn vooral heel vrolijk, daar houd ik van, van gein en onverwachte wendingen.’

‘Wat, doe jij nog steeds versjes?’

Hoewel er meestal positief gereageerd wordt als Ad vertelt wat voor werk hij doet, zijn er toch vooroordelen: ‘Een vriend van mij, Gerard van Maasakkers (een bekende zanger in Brabant) heeft daar een heel goed liedje over gemaakt. Hij kwam een oude schoolvriend tegen, die een geslaagd zakenman was met zijn viswinkel. Die vroeg: ‘En wat doe jij? Wat, nog steeds versjes? Oh, kan je daarvan leven, wat een geluksvogel ben jij!’ Dat hele minderwaardige. Daar loop ik ook heel vaak tegen aan. Dat mensen denken: kun je daarvan leven dan?’
Waar hij ook tegenaan loopt is dat muzikanten gauw gevraagd worden om pro deo te spelen, voor goede doelen en dergelijke.
‘Maar ze vragen nooit een loodgieter om pro deo een waterleiding aan te leggen. Wij zijn altijd de klos wat dat betreft.’

Tips van Ad

Natuurlijk vroeg ik Ad ook om tips.
‘Begin met het refrein of met een hoek. Bedenk: waar ga ik naar toe werken? En dan kijken wat je in de coupletten wil vertellen, niet dat je alles in het eerste couplet kwijt bent en dat je er nog twee moet. Het metrum is ook belangrijk. Het is het beste om in het refrein een ander metrum te hebben dan in het couplet. In het refrein heb je namelijk vaak langere klanken, zodat de meezingbaarheid wordt vergroot. Ik heb pas geleden een nummer geschreven voor een boerenrockband. Daar is het refrein: ‘Ik zeg goeoeoeoedemorgen, goeoeoedemorgen, goeoeoedemorgen.’ Dat zingt goed mee. Er staat alleen maar drie keer goedemorgen, maar het duurt heel lang. Maar natuurlijk zijn er duizend uitzonderingen.’

Wie schrijft die blijft (6): brievenghostwriter Lucy Lambriex

Foto: Lucy Lambriex.

Na Laura beroept zich komt er eindelijk een nieuwe interviewserie op mijn blog: wie schrijft die blijft. In deze serie interview ik mensen die voor hun beroep schrijven, op wat voor manier ook. Denk aan een beautyblogger of een brievenghostwriter Lucy. Ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden, ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen!

Ghostwriter voor brieven

Lucy Lambriex werkte eerst bij een uitgeverij als creatief schrijver en eindredacteur, maar maakte de stap om zelfstandig te werken, waaronder als ghostwriter voor brieven. Maar hoe komt iemand erop om ghostwriter te worden?
‘Ik merkte dat ik heel goed was in solliciteren. Ik werd vaak uitgenodigd en kreeg dan te horen dat ik een leuke brief had geschreven en dat het opviel. Op een gegeven moment vroeg een kennis of ik zijn sollicitatiebrief wilde lezen. Dat heb ik gedaan. Ik vond zijn brief inhoudelijk goed, maar het was heel lang en niet pakkend geschreven. Hij herschreef hem, maar de brief was nog niet helemaal goed. Daarna heb ik hem zelf herschreven en ik merkte dat ik het leuk vond om te doen.’
Zo is het vanzelf verder gegaan. Tot nu toe krijgt Lucy voornamelijk via via opdrachten. Ze helpt zowel met het schrijven van een sollicitatiebrief als een brief bij een conflict (denk bijvoorbeeld aan burenruzies).

Beeldhouwen en helpen met het openen van de deur

Vaak schrijft de ander eerst zelf de brief. Daarna volgt er een gesprek tussen de klant en Lucy. Aan de hand daarvan gaat ze aan de slag.
‘Het is een soort beeldhouwen met toch elke keer andere gereedschappen die ik krijg aangereikt van de persoon. Ik probeer het altijd zo kort mogelijk te houden, maar wel met variatie erin, zodat het lekker loopt. Bij een conflict is het belangrijk dat de emotie eruit gehaald wordt.’
Bij een sollicitatiebrief is het een iets ander verhaal.
‘Vaak is het zo dat deze mensen wel goed zijn in hun vak, maar het niet op papier weten te zetten, niet weten hoe ze hun kwaliteiten zichtbaar kunnen maken. Ik help hen daarmee. We werken samen en daarbij gaat het erom dat ik zijn of haar verhaal kan treffen en dat hij of zij zich daarin herkent. Het is eigenlijk gewoon helpen de deur open te doen. Als ze na die brief een uitnodiging hebben gekregen, moeten ze het verder zelf doen.’

Opvallen is belangrijk

De beste brief die ze geschreven heeft, was voor een jongen die een technische opleiding deed.
‘Hij was als kind al heel technisch en knutselde allerlei dingen.  Daar hebben we een foto van meegestuurd om te benadrukken: ik doe dit al mijn hele leven. Opvallen is namelijk erg belangrijk en dat doe je door iets van jezelf te laten zien.’
Dat kan op verschillende manieren. Bijvoorbeeld je brief beginnen met iets noemen waar je niet goed in bent. In de rest van je brief laat je dan zien dat dit heel weinig is in verhouding met wat je wél kan en je toont zelfreflectie.
‘Het gaat erom dat je opvalt naast de naar aanleiding van uw advertentie-brieven.’ aldus Lucy.

Tips voor het schrijven van een brief bij een conflict

Lucy heeft ook tips voor het schrijven van een brief bij een conflict. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een burenruzie of een brief naar de Arbodienst.
‘Schrijf hem eerst met al je emotie, dus alle woede, verdriet en angst. Daarna streep je alles weg, behalve de feitelijkheden. En dan maak je die feiten weer aan elkaar. Feiten zijn heel belangrijk, maar het allerbelangrijkste is dat je laat blijken dat je de ander hebt gehoord. Pas als iemand weet dat hij gehoord is, kan hij een ander horen.’
Ook is het goed om de brief even weg te leggen. Verstuur hem nooit meteen!
‘Soms kun je je ook afvragen: wat bereik ik ermee dat ik de ander deelgenoot maak van mijn gevoelens of mijn gedachten? Als je dat niet weet, dan kun je hem beter niet verzenden.’

Twitter en mail in plaats van brieven

Vroeger schreef Lucy lange brieven aan een vriendin, drie keer per week, lappen tekst over alles en over niets.
‘Echte brieven op papier schrijf ik weinig meer. Wel mail ik vrij veel en gebruik ik Twitter. Ik houd toch steeds meer van het korte. Maar soms vind ik het ook heerlijk om voor een brief te gaan zitten.’
Ze is daar dan uren zoet mee. Met als nadeel: kramp in de handen.

Lucy’s website kun je bezoeken op www.lablambriex.nl

Wie schrijft die blijft (5): romanschrijver Roel Smits

Na Laura beroept zich komt er eindelijk een nieuwe interviewserie op mijn blog: wie schrijft die blijft. In deze serie interview ik mensen die voor hun beroep schrijven, op wat voor manier ook. Denk aan een beautyblogger of een romanschrijver zoals Roel Smits. Ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden, ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen!

Roel Smits

Roel Smits was 35 toen zijn eerste kind werd geboren. Dat zorgde voor een omslagpunt in zijn leven: er ontstond de behoefte om te gaan schrijven. Een tijdlang deed hij daar niets mee, maar na een paar jaar stopte hij met zijn baan aan de universiteit en begon hij zich bezig te houden met schrijven. Een aantal cursussen later kwam er een verhalenbundel (Honderd procent mens) en een roman (De tovenaar van Petersburg). In februari kwam zijn laatste boek uit: ik ben de zoon van John Lennon. Dit boek gaat over een man van middelbare leeftijd die met zichzelf in de knoop zit en denkt dat hij de zoon van John Lennon is. Zelf zat Smits ook in een crisis: ‘Dat had te maken met het overschakelen van mijn oude baan naar het schrijverschap. Het heeft een zwarte tol op je gezin. Dat heb ik in extreme vorm doorgetrokken in dit boek. Het is een soort prijs die je betaalt om op een hogere leeftijd een verandering door te maken, wanneer je al kinderen hebt en een gezin.’

Het schrijverschap: vrijheid en onzekerheid

Het fijnste aan schrijven, vindt Roel de vrijheid.
‘Ik heb het gevoel dat een bepaalde kant van mij ruimte nodig had. Dat heeft te maken met verbeeldingskracht. Die wilde ik niet alleen de ruimte geven, maar er ook iets nuttigs mee doen, namelijk een boek maken.  Bovendien heb ik een wat tobberige kant, dus die verbeeldingskracht kan ik heel goed inzetten voor het verzinnen van manieren waarop het fout kan gaan. En daar gaan boeken eigenlijk over, over hoe het fout kan gaan.’
Maar er zijn ook mindere kanten. Er zijn fases in het schrijfproces waarin Roel, en hij denkt dat veel andere schrijvers dat ook hebben, ervan overtuigd is dat hij het slechtste boek ooit aan het schrijven is. Dat komt voort uit onzekerheid.
‘Dat is in zekere zin de kern van het schrijverschap. Je kunt alleen iets moois of goeds maken als je werkt vanuit onzekerheid. Maar dat betekent dat je elke dag gaat zitten en dat je niet weet wat je moet doen. Dan hoop je dat het weer goed komt die dag. Het is in die zin een heel merkwaardig beroep.’

Een bijzonder proces

Wanneer Roel zijn zoon naar school heeft gebracht, gaat hij aan de eettafel zitten en begint hij met schrijven.
‘Ik schrijf een ochtend en dan is het vaak op. Maar ik ben ook met andere dingen bezig, dus die doe ik dan ’s middags. Zo schrijf ik een nieuwsbrief voor de TU Eindhoven en geef ik verschillende schrijfcursussen. Dus het schrijven is op een gegeven moment op, maar die andere dingen niet.’
Dat het schrijven na een tijdje op is, heeft te maken met dat het een bijzonder proces is dat Roel veel energie kost en veel concentratie vereist. 

Een plank voor je kop hebben

Als laatste geeft Roel nog een tip voor mensen die schrijven: ‘Je moet gewoon doorgaan. Dat is echt het belangrijkste. Cursussen zijn heel nuttig en moet je ook zeker doen. Maar je leert het meeste van schrijven, schrijven, schrijven. Je moet eigenlijk een plank voor je kop hebben, dat is gunstig. In de periode dat ik al ontslag genomen had en nog geen uitgever gevonden had, liet ik het niet toe dat ik mocht twijfelen over dat het zou lukken. En dat was heel goed.’

Wie schrijft die blijft (4): webredactrice Monique van Loon

Na Laura beroept zich komt er eindelijk een nieuwe interviewserie op mijn blog: wie schrijft die blijft. In deze serie interview ik mensen die voor hun beroep schrijven, op wat voor manier ook. Denk aan een romanschrijver of een webredactrice zoals Monique van Loon. Ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden, ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen!

Monique van Loon

Op haar veertiende begon Monique van Loon met de site die nu is uitgegroeid tot één van de grootste Nederlandse websites voor jonge meisjes: Girlscene.nl
‘Het scheelde dat ik één van de eerste was met zo’n site die door een jong meisje werd gerund. Dan heb je al een voorsprong. In die tijd was er nog geen Facebook of Twitter. Het was meer dat meisjes naar anderen mailden of het aan hun vriendinnen vertelden. Ik heb nooit geld uitgegeven aan reclame. Maar omdat het een opvallend verhaal was, kwam ik in de media en zo is de site langzaam groter gegroeid.’
Op haar 22ste is ze met Girlscene gestopt en mede-eigenaar geworden van de culinaire website Culy.nl (leuke website over eten van de makers van Froot.nl en NSMBL.nl).

Wat Marco Borsato en stukjes schrijven met elkaar te maken hebben

Monique denkt vaak na over de lezer. Ze vraagt zich dan af: wie is de lezer, wat wil diegene lezen en hoe kan ik het nog beter maken? Ook vraagt ze constant feedback aan de lezers.
‘Ik heb altijd gezegd: Marco Borsato zingt ook geen liedjes voor zijn fans die niemand mee zingt. Je moet de dingen doen die mensen tof vinden. Zij zijn jouw fans, je publiek, je lezers: zonder hen ben je helemaal niets. Je kunt alleen maar geld verdienen met een site als er bezoekers op zitten. Net zoals dat je alleen cd’s kunt verkopen als je fans hebt. Ik denk ook wel dat dat een deel van het succes is. Je moet altijd blijven terugkoppelen.’

De randactiviteiten

Schrijven voor een website is leuk, maar er zijn ook dingen die je moet doen waar niet veel mensen aan denken.
‘Het is vooral veel regelen, heel veel mailen. Ik ben het meeste van de dag, naast het schrijven, bezig met bellen en mailen. Mensen denken vaak: oh, er staat een artikel online. Maar er gaat veel research aan vooraf, bij de één wat meer dan bij de ander. En je bent met een team, dus heb je veel contact met elkaar. Er zijn meetings, je denkt na over wat je met de site verder wil.’
Bijvoorbeeld een verslag over een restaurant is niet alleen gezellig eten: ‘Het is heel leuk en het eten is ook fijn. Maar je moet erheen, je moet opletten, alles opschrijven en alles fotograferen. Je zit niet relaxed in een restaurant. Ik zit eerst vijf minuten te wachten met mijn bord eten, omdat ik mooie foto’s wil maken uit alle hoeken. Je bent heel erg bezig met: wat is dit, wat proef ik? Je eet anders dan wanneer je gewoon gezellig uit eten gaat.’

Schrijven voor het internet

Bij het schrijven voor internet moet je op een aantal zaken letten. Wie is de doelgroep? Wat wil diegene lezen, niet alleen qua onderwerpen, maar ook op welke manier. Moet het simpel zijn, gebruik je Engelse woorden, moet het lang of moet het kort? Daarnaast is bij Culy.nl ook iets anders belangrijk.
‘Wat wij belangrijk vinden bij Culy is dat het artikelen zijn die je wil delen. Wij leven echt van de links op Twitter en Facebook en dergelijke. Dus als mensen denken: leuk artikel, maar dat ga ik toch echt niet met mijn vrienden delen, dan missen wij een heleboel inkomsten. Bovendien krijgen we door die links veel bezoekers. Dus daar probeer ik altijd op te letten. En bij internet moeten de koppen net iets spannender en net iets korter en met een twist of iets dergelijks, want het is geen krant die je open slaat. Het is echt: klik ik hierop of niet?’

Vrolijk opstaan en vrolijk naar bed gaan

De belangrijkste tip van Monique voor mensen die voor het internet schrijven is dat je het onderwerp waarover je site gaat echt heel leuk moet vinden, anders houd je het niet vol.
‘Het moet echt iets zijn wat jij kan lezen, schrijven en ademen. Waarvan je je moet voorstellen: als ik ermee op sta, word ik er vrolijk van en als ik ermee naar bed ga, word ik er vrolijk van. Daar geloof ik in.’

En ik ben het helemaal met haar eens!

(Als jullie nog suggesties hebben voor mensen die ik kan interviewen, dan hoor ik dat graag! :)

Wie schrijft die blijft (3): columniste Marjan van den Berg


©Stephan Heijendael

Na Laura beroept zich komt er eindelijk een nieuwe interviewserie op mijn blog: wie schrijft die blijft. In deze serie interview ik mensen die voor hun beroep schrijven, op wat voor manier ook. Denk aan een romanschrijver of een columniste als Marjan van den Berg. Ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden, ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen!

Van lerares Nederlands tot columniste van de Margriet

Columns vind ik de leukste rubrieken in tijdschriften. En één van mijn favoriete columns is van Marjan van den Berg, al jaren columniste voor de Margriet. Op een grappige en vrolijke manier vertelt ze over wie ze nu weer ontmoet heeft. Maar hoe is ze eigenlijk bij de Margriet terecht gekomen?
‘Ik heb een opleiding tot lerares Nederlands gedaan. Meer dan zestien jaar heb ik voor de klas gestaan, maar al die tijd heb ik gedacht: dit is het niet.  Iedereen gaat Nederlands doen met het idee: ik wil toch een keer een boek van mezelf op de plank. Dus ben ik met drie korte verhaaltjes naar de Typhoon in Zaandam (een regionale krant) gegaan. Ze vonden het leuk en daarna heb ik stukjes voor hen geschreven. Op een gegeven moment, mijn huwelijk liep op de klippen, mijn moeder overleed, dacht ik: nu is het klaar. En ik zegde mijn baan op.’
Marjan ging aan het werk als een freelancer en kreeg daarna een telefoontje van de Margriet. Sindsdien schrijft Marjan columns voor de Margriet. Over haar drie, toen nog, puberdochters, haar werk als leraar, haar kleinzoon en tegenwoordig over de mensen die ze ontmoet.
‘Maar na twee jaar wilde de Margriet meer leesvoer. En toen heb ik samen met Tony Broekhuizen het feuilleton Sanne ontwikkelt, dat inmiddels achttien jaar draait. Het staat op nummer één van de lezers-top tien. Ongelooflijk he?’

Oh oh Den Haag

Marjans jongste dochter zat op het vwo en kreeg geen Nederlands, omdat er niet genoeg leraren waren en dreigde daarom geen diploma te krijgen. Omdat Marjan een akte had, besloot ze de eindexamenklassen les te geven. Het schooljaar daarop was er weer een leraar weggelopen, dus werd Marjan nogmaals gevraagd.
‘Ik besloot om het schrijven en het lesgeven te combineren. Dus ik schreef er column over in de Margriet. Dat was geweldig. Ik heb me ook nergens ingehouden, ik heb die hele school te kakken gezet. Ik heb er één keer ontslag gekregen en drie keer ontslag genomen. Mijn columns werden ook in Den Haag opgepikt. De columns zijn samengevat in het boekje Van den Berg stort in!! en die hebben mensen op ministeries cadeau gedaan. Het is heel breed in de pers opgepikt. De Volkskrant, het Parool, de Telegraaf, iedereen schreef erover.’

Servetten, champignons en worteltjes

Ideeën schrijft Marjan overal op: een envelop, een notitieboekje, een servet (dat deed ze ook tijdens het interview haha).
‘Ik ben gestopt met het midden in de nacht te doen. Dan word je ’s ochtends wakker en zie je opeens staan: champignons. En dan heb ik geen idee meer, maar dat was ’s nachts blijkbaar een heel briljant idee.’
Het schrijven zelf gaat met horten en stoten. Het is iedere keer weer iets dat zich moet vormen, voordat het op idee plopt. Tijdens het vormen van het stukje speelt Marjan veel spelletjes op internet: ‘Ik oogst worteltjes en ik doe heel veel Solitaire achter elkaar, met van die bliep-geluidjes. En onderwijl rijpt dat volgende stukje.’

Wat schrijven en stoelen met elkaar te maken hebben

Ik vroeg Marjan hoe ze haar schrijfstijl zou omschrijven: ‘Ik schrijf dus waarschijnlijk volgens de literatuurcritici geen literatuur, ik schrijf lectuur. Maar je hebt mensen die hele mooie meubels maken, waar je eigenlijk niet in kan zitten, maar die wel prachtig zijn om naar te kijken. Daar voel ik niets voor. Als ik een stoel maak, dan wil ik dat iemand erin gaat zitten en denkt: oh, dit is een lekkere stoel zeg. Zo wil ik schrijven. Ik schrijf om de mensen een plezier te doen. En het lijkt me heel naar als je een boek hebt geschreven wat jonge mensen met veel tegenzin voor hun boekenlijst lezen.’


Klik erop om het groter te maken.


Als je erop klikt, kun je de column lezen.

Ik vroeg Marjan of ze een stukje wilde schrijven voor de serie’wie schrijft, die blijft’ en dat heeft ze gedaan. Niet zomaar een stukje, maar een heuse column in de Margriet! Over mij! Heel erg leuk vind ik dat :) (ook al klopt dat doodverlegen dan niet :P)

Wie schrijft die blijft (2): beautyblogger Vera


Bron: veracamilla.nl

Na Laura beroept zich komt er eindelijk een nieuwe interviewserie op mijn blog: wie schrijft die blijft. In deze serie interview ik mensen die voor hun beroep schrijven, op wat voor manier ook. Denk aan een columniste of een beautyblogger als Vera. Ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden, ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen!

Vera Camilla Lucker

Waarschijnlijk kennen jullie haar al: Vera Camilla Lucker. Een twintigjarig meisje dat haar geld verdient met haar beautyblog.
Vera deed een grafische opleiding, maar miste het schrijven. Daarom startte ze een blog op web-log.nl, over make-up. Op een gegeven moment kwamen er steeds meer bezoekers en wilde ze het serieuzer aanpakken. Daarom kocht ze een eigen domein: veracamilla.nl en na een tijdje besloot ze ook fulltime te bloggen: ‘Mijn opleiding verliep niet goed. Ik moest opeens blijven zitten, terwijl ik hard werkte en goede cijfers haalde. Dus toen dacht ik: ik stop ermee en kijk wel wat ik in de toekomst ga doen. De aankomende jaren wil ik blijven bloggen. In de toekomst wil ik misschien voor de radio of de televisie gaan werken.’

Cijfers, geen hoofden

Vera probeert zoveel mogelijk vooruit te plannen, maar dat lukt niet altijd. Meestal schrijft ze twee dagen vooruit, zodat ze zich het kan veroorloven als er wat gebeurt (zoals ziekte) om er even tussenuit te gaan.
Soms denkt ze erover na wie haar blog allemaal lezen: ‘Wat wel moeilijk is: als ik naar mijn statistieken kijk, zie ik cijfers, geen hoofden. Daarom vind ik het heel leuk als lezeressen me aanspreken, want dan krijg ik er een beter beeld van. Maar het blijft gissen, want bijvoorbeeld oudere lezeressen zijn minder betrokken.’

Onbegrip

Wanneer Vera vertelt dat ze haar geld verdient met bloggen, reageren mensen altijd positief, maar echt begrijpen doen ze het niet. Ze snappen niet hoe je er geld mee kunt verdienen (dat gebeurt overigens via advertenties).
Ook krijgt ze wel eens te maken met vooroordelen: ‘Mensen denken dat het het eigenlijk alleen maar leuk is, lekker gratis make-up krijgen, een beetje filmpjes maken. Het is hartstikke leuk, maar niet alleen maar leuk. Je hebt wel verplichtingen en je moet ook zorgen dat het geld binnen komt.’
Ook zijn er randactiviteiten waar mensen niet zo snel aan denken: ‘Alle mails beantwoorden van lezeressen, maar ook van persbedrijven. Reacties lezen en beantwoorden. Daar ben ik echt veel tijd aan kwijt. En als ik pakketjes krijg, dan moet ik de persinformatie erover lezen en producten op de foto zetten, die foto’s bewerken. Het is niet dat je het even neer legt, klik, en klaar is het. En natuurlijk ook perspresentaties en dergelijke. Dat zijn ook allemaal dingen die veel tijd in beslag nemen, zodat je niet kan bloggen. Er blijft altijd wel onbegrip, dat mensen het niet snappen. Maar dat begrijp ik ook, dat je het gewoon echt moet doen om het te begrijpen.’

Origineel… of niet?

Wat ik vaak merk, is dat beautybloggers over hetzelfde schrijven. Wat vindt Vera daar eigenlijk van?
‘Ik denk dat het heel  goed is dat juist meerdere blogs erover reviewen, omdat je dan meer meningen hebt om te vergelijken. Dan kun je een betere keuze maken of je een product wil kopen, vooral als het iets duurders is of echt iets innovatiefs. Maar als ik al op vijf andere blogs een review heb gelezen over een product, schrijf ik er niets meer over. Daar hebben bezoekers ook geen zin in. Maar ik vind het zelf ook prettig om meerdere reviews te lezen als ik een product wil kopen. Dus ja, ik vind wel dat dat kan.’
Momenteel zijn blogjes waarbij er een kijkje in het leven een blogger (de week van, iPhone-foto’s etc.) populair. Vera vindt dat ook leuk, maar probeert er dan een eigen draai aan te geven.
‘Ik heb bijvoorbeeld een blogje gemaakt over foto’s van mijn verslavingen. Dan is het toch een persoonlijke kijkje, maar dan anders verpakt.’

Momenteel is Vera één van de grootste beautybloggers van Nederland. Wat ze in de toekomst gaat doen, is dus niet helemaal zeker, maar wie weet zien we haar wel op tv verschijnen!

Ik heb Vera ook nog gevraagd een stukje te schrijven over dit onderwerp en dit is wat ze geschreven heeft:

‘Full-time bloggen is best wel iets bijzonders. Je hebt er geen diploma voor nodig, maar het is maar voor een klein aantal van de honderden bloggers in Nederland weggelegd. En wat ga je dan in de toekomst doen? Je kunt toch niet voor eeuwig blijven bloggen? Ik kan alleen voor mezelf spreken als ik zeg: ik weet het niet. Vind ik dat erg? Nee. Mijn beautyblog veracamilla.nl is een droom die is uitgekomen. Een droom die is uitgekomen, maar die soms nog steeds een beetje op een droom lijkt. Is dit echt? Ik knijp mezelf nog regelmatig.  

Ik heb ontzettend veel van mijn blog geleerd. Ik ben beter door gaan schrijven, fotograferen, communiceren. Ik vond het interview met Laura leuk en ik had het gevoel dat ze mij ook echt snapte. Dank daarvoor!’

Ik vond het leuk om Vera te interviewen. Het is interessant om te zien dat je geld kunt verdienen met een beautyblog, alleen beseffen veel mensen niet dat het niet alleen maar leuk is. Hopelijk biedt het interview je een ander perspectief op beautyblogs, ik ben er in ieder geval wel anders over gaan denken!

Wie schrijft die blijft (1): korteverhalenschrijver Ton Rozeman

© Quintalle Nix

Na Laura beroept zich komt er eindelijk een nieuwe interviewserie op mijn blog: wie schrijft die blijft. In deze serie interview ik mensen die voor hun beroep schrijven, op wat voor manier ook. Denk aan een columniste of een korteverhalenschrijver zoals Ton. Ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden, ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen!

***

Ton Rozeman

Al vanaf het moment dat Ton Rozeman leerde schrijven op de basisschool, vond hij het leuk. Tegenwoordig geeft hij les aan de Schrijversvakschool Amsterdam, schrijft korte verhalen en heeft daar ook een boek over geschreven: Korte Verhalen Schrijven (Uitgeverij Augustus). Voor meer informatie, kijk op zijn blog: Korteverhalenschrijven.nl.

De Schrijversvakschool

Op zijn 28e ging Ton naar de Schrijversvakschool in Amsterdam: hij vond schrijven leuk, maar besloot dat het beter kon. Hij koos hiervoor, omdat Hermine Landvreugd, een inspiratiebron voor hem, ook op die school had gezeten. Ton leerde er schrijven op allerlei gebieden (filmscenario, poëzie, essay etc.), maar het interessantste vond hij korte verhalen:
‘Korte verhalen schrijven is heel economisch. Alles wat niet nodig is, raak je kwijt. Je moet denken: wat kan weglaten? Wat doet er niet toe? Het voelt goed om dat te doen, geen toeters en bellen, maar tot de kern komen.’

Voorbeelden

Volgens Ton is de grootmeester van de korte verhalen Raymond Carver: ‘Als ik het niet meer wist, haalde ik zijn boek uit mijn rugzak en ging ik een stukje Raymond Carver lezen, ook al was het voor de zoveelste keer.’
Maar ook Lydia Davis, een recentere ontdekking, is een voorbeeld: ‘Zij heeft me helemaal door elkaar geschud om me te laten zien hoeveel vrijheid het korte verhaal eigenlijk heeft.’

Zijn schrijfboek

In 2011 kwam Tons boek ‘Korte verhalen schrijven’ uit.  Maar wat draagt dit boek bij aan de andere boeken over schrijven die er al zijn?
‘In Nederland was er nog niet echt een boek over korte verhalen schrijven. En er zijn veel boeken die stellig zeggen wat je moet doen, maar daar geloof ik niet in. Ik vind dat je een keuze hebt.’
Het schrijven van het boek vond hij niet moeilijk, omdat het voor hem één grote ontdekkingstocht was. Wat wel lastig was? De deadline halen…

Ik heb aan Ton gevraagd of hij een stukje wilde schrijven met het thema ‘Wie schrijft, die blijft’. Wat hij hierover te zeggen heeft, kun je op zijn blog lezen.

Het was erg interessant om met Ton te praten en om zijn boek te lezen. Korte verhalen schrijven is moeilijk, maar het boek zorgt voor inspiratie en handvatten. Een aanrader dus!