Sommige dingen in je leven gebeuren in slowmotion

Ik liep de trap op naar mijn verdieping (de hoogste). In mijn hand bevond zich een tasje met daarin een kerstcadeautje. Een fotoboek van de vakantie in Engeland met als hoogtepunt de laatste foto: een foto waarop mijn ouders zich duidelijk verveelden en als tekst eronder ‘De vakantie was heel gezellig’. Ik luisterde naar ‘Everybody hurts’ van REM op mijn telefoon. Nou, ze hadden niet meer gelijk kunnen hebben.

Sommige dingen in je leven gebeuren in slowmotion. Dit ook.

Mijn telefoon viel uit mijn zak, die iets te klein voor dat ding is. De oordopjes maakten zich van hem los. Hij viel op één trede, stuiterde en begaf zich een weg tussen die treden naar beneden. Mijn mobiel sprong uit zijn hoesje, die op de eerste verdieping bleef liggen. De telefoon zelf ging echter helemaal naar beneden, langs alle tachtigduizend trappen, en viel uit elkaar op de harde grond.

Mijn schreeuw was ook in slowmotion: ‘Neeeeeeeeeeeee!’

Ik rende als een gek naar beneden, pakte eerst het hoesje en sloot daarna mijn lieve mobieltje in mijn armen. Het achterkantje klikte ik vast en ik deed hem aan.

Het waren de spannendste minuten van mijn leven.

Ik moest huilen van blijdschap toen bleek dat hij niet dood was. Ik kon nog gewoon whatsappen, meedoen aan Dionne’s Omnibloggersunited-challenge en bellen, ook wel handig.

En het is niet eens een Nokia 3310.

Alleen nog maar gebliep

Pas op: dit wordt een zeikblog.

Het is tijdens verjaardagen. Het komt voor in de bioscoop. Het gebeurt soms zelfs midden in een diepgaand gesprek: mensen die meer bezig zijn met hun telefoon dan met anderen.

Allereerst: een keertje een sms’je naar iemand sturen als ik samen met je ben, vind ik niet erg. Maar als het whatsappgesprek dat jij voert levendiger wordt dan ons gesprek dan hebben we wel een probleempje. Ik heb het nu dus over de mensen die echt (geen grapje!) met lijm of iets dergelijks aan hun telefoon geplakt zitten. Al ben je nog zo grappig, praat je nog zo luid, schraap je nog zo hard je keel: ze merken het niet. Daarvoor zijn ze te druk bezig met Wordfeud.

Ik vind het echt asociaal. Toegegeven, ik kijk ook wel eens op mijn mobiel, maar niet de hele tijd. Want dat is het dus met sms’jes en whatsappjes en pingjes (‘Nee Laura, het heet pings.’). Je bent niet verplicht om er meteen op te reageren, het is geheel vrijblijvend. Ja echt.

Wat ik nog het ergste vind, is dat het heel normaal lijkt te zijn als op een verjaardag iedereen naar hun mobiel zit te staren in plaats van naar elkaar. Dan had je net zo goed thuis kunnen blijven, toch?

Dus even een uitdaging, ook al is de ‘Daag jezelf uit’ al geweest: leef een dagje zonder mobiel. Ik heb bijna mijn hele vakantie in Italië gespendeerd en dat was heerlijk!

(‘Oké Laura en dan moet jij eens een dagje zonder computer doen.’ ‘Eh nee, dat lijkt me dan weer géén goed idee.’)

Ik ben heel volwassen, dat zal wel blijken uit dit blogje

httpv://www.youtube.com/watch?v=_wdI5EsdDIo

Het was een paar jaar geleden. Ik was waarschijnlijk zestien, zeventien, zoiets. Eindelijk had ik een semi-moderne telefoon (ik loop altijd een beetje achter op dat gebied, vandaar dat het semi is, want het was wel moderner dan mijn vorige telefoon: een Nokia 3310). Alleen jeetje, wat een stomme ringtones had die. Oké, beter dan die Nokia (weet je wel, je had nog niet echte muziek, maar van die tonen, ik kan het niet uitleggen), maar toch.

Redder in nood was een vriendin. Zij had een ringtone die ik erg leuk vond. Het eindliedje van Spongebob. Hoewel Spongebob van oorsprong een kinderprogramma is, vonden wij het erg leuk. Met behulp van Bluetooth (zo modern!) kreeg ik hem.

Nu ben ik bijna 21 en heel volwassen. Ik studeer en binnenkort ga ik op mezelf wonen. Ik denk na over het leven, heb mijn rijbewijs, sla niet meer met de deuren als ik boos ben. Ja, het is echt waar, ik behoor nu (figuurlijk) tot de grote mensen.

Maar die ringtone heb ik nog steeds. Mensen kijken me raar aan in de bus  of moeten lachen als ik gebeld word, maar mij maakt het niet uit. Ik word er blij van. Want wat zeggen ze vaak? Koester het kind in jezelf. Dus dat ga ik doen ook.

En ik beloof het je: op mijn 50e heb ik nog steeds deze ringtone.

Goedemiddag, u spreekt met Linda van Veen


Dit is een voorbeeld van een gesprek. Het bedrijf waar ik werkte, heette dus geen ABC (ik ga niet zeggen hoe het wel heette). Je mag overigens zelf uitzoeken welke van de drie stemmen mijn echte telefoonstem is.

Stelt u zich even voor: het is december. Laura (dat is degene die deze blog schrijft, voor het geval u het nog niet wist) zit in geldnood. De kerstcadeautjes moeten nog gekocht worden en Laura heeft geen bijbaantje, behalve anderhalf uur bijles geven in de week, maar daar wordt een mens niet rijk van. Ze zoekt op het internet en dan vindt ze iets. Het is niet bepaald het meest leukste baantje dat ze kan verzinnen, maar ach, waarom ook niet?

Laura (ik dus) werd een telefonisch enquêteur.

Eén tip: word nooit een telefonisch enquêteur.

Dit werk kan iedereen. Je hebt hier bepaald geen hoog IQ voor nodig, het is zelfs beter om een wat lager dan gemiddelde intelligentie te hebben, anders word je horendol.

Dit is wat je moet doen: je zit achter een computer en je hebt een headset op. Je start het programma op en leest de enquête (die over iets saais zoals isolering gaat) door. Daarna ga je bedrijven bellen (of eigenlijk doet de computer dat voor je). Wanneer er opgenomen wordt, lees je de tekst op je computer voor (ja, er staat zelfs dat je ‘Goedemorgen’ moet zeggen). Wil de persoon aan de andere kant van de lijn mee doen met de enquête, dan lees je de vragen op en vul je de antwoorden in. Wil iemand niet meedoen, dan probeer je ze over te halen (‘Het is maar vijf minuten, meneer!’ ‘Zo kunt u uw klachten over het product kwijt, mevrouw!’) en anders vul je in dat ze niet willen meewerken. Als ze niet kunnen, zeg je: ‘Wanneer kan ik u terugbellen?’ en vul je dat in.

Dit moet je vier uur achter elkaar doen en als je zo debiel bent om twee shifts te doen acht uur achter elkaar.

Ik kan u vertellen: je wordt er helemaal gestoord van (of ik althans).
1. Je hoeft er niet bij na te denken.
Nu is dat voor sommige mensen met beperkte denkcapaciteiten heel fijn, maar ik vind een klein beetje uitdaging toch wel fijn.
2. Het is steeds hetzelfde.
Op een dag honderd keer dezelfde tekst oplezen zou kunnen vervelen.
3. Het gaat over saaie onderwerpen.
Ik ben niet geïnteresseerd in de isolering van gebouwen.
4. Er zijn mensen die zeuren.
En ik snap het helemaal. Er was één keer iemand, die ik ’s avonds belde, die vroeg: ‘Waarom bellen jullie me ’s avonds? Dan ben ik niet aan het werk. Waar slaat dat op?’ Eh ja, ik vind het ook debiel, meneer. Ikke ook niet snappen.

Natuurlijk moet je anoniem blijven als telefonisch enquêteur in verband met enge stalkers en dergelijke, dus mocht je zelf een naam verzinnen. Mijn naam was Linda van Veen. Als je gebeld wordt door Linda van Veen, hang dan meteen op. Of juist niet, want Linda moet wel een bepaald ratio (aantal geslaagde enquêtes) halen in een uur. Verder mocht je niet afsluiten met een simpele ‘Dag!’, nee, het moest ‘Dag meneer/mevrouw!’ zijn. En glimlach. Want mensen kunnen het aan je stem horen als je glimlacht. Klinkt raar, maar is wel zo.

Toch nog een lichtpuntje: er waren een paar mensen (mannen natuurlijk) die alleen maar aan de enquête hadden meegedaan, omdat ze vonden dat ik zo’n lieve stem had. Jullie mogen zelf beoordelen of dat daadwerkelijk zo is, want ik heb hierboven een geluidsfragment gedaan met een voorbeeldgesprek (En dat vind ik stiekem doodeng, wat als ik een debiele stem blijk te hebben? Of een vreselijk accent?)

Ik heb er twee weken gewerkt en werd toen opgenomen in een psychiatrische kliniek GRAPJE. Máár, de kerstcadeautjes waren in ieder geval binnen.

‘Met Laura.’

Onze Mickey Mouse-telefoon.

Ik houd niet van sommige dingen. De kleur geel bijvoorbeeld. Of de tram. Of mijn bed opmaken. Het zijn zomaar wat dingen. Maar er is nog meer: ik houd ook niet van telefoneren.

Het is niet dat mijn handen beginnen te trillen, zodra ik iemand moet gaan bellen. Of dat mijn stem het opeens niet meer doet. Of dat ik een allergische reactie krijg wanneer ik in de buurt van een telefoon kom. Het zijn meer the side effects (om het zo maar even te noemen).

Bijvoorbeeld het onbekende nummer. Ik had het toevallig een paar dagen geleden nog. Ik werd gebeld, maar voordat ik kon opnemen, stopte mijn Spongebob-ringtone al (nee, niet dat liedje wat je aan het begin hoort, maar een ander deuntje, heel grappig in ieder geval). Ik wilde terug bellen, maar: onbekend nummer. Tja, dat gaat lastig.
De grote vraag is dan natuurlijk: wie heeft me gebeld? Daar kun je hele enge verhalen bij verzinnen. Het is een stalker. Of een hijger. Of (dit is de ergste)… de KPN. Wie het ook moge zijn, ik zal daar nooit achterkomen als ze niet terug bellen. Irritant.

En dan nog iets. Je bent alleen thuis (laat het feest maar beginnen: muziek keihard aan, heel vals meezingen en ondertussen allerlei ongezonde troep naar binnen stouwen) en dan gaat de telefoon. Want hij gaat altijd.
‘Hallo met Laura.’
‘Hallo met jowiejrowijrowjerioewjrr.’
Een hoop geblabla en dan: ‘Zijn je ouders thuis?’
‘Nein.’
(‘Zeg jij echt nein?’ ‘Nee, natuurlijk niet. Maar het is wel grappig.’ ‘Nou, wat je grappig noemt.’)
‘Oh, kun je dan doorgeven dat ik gebeld heb?’
‘Ja, dat is goed.’
En dan kun je jezelf wel voor je hoofd slaan. Want je hebt niet verstaan hoe de ander aan de lijn heet (je verstaat het nooit) en je durft niet te vragen of ze het opnieuw kunnen zeggen.
‘Hoi mam, eh ja, er heeft iemand gebeld. Nee, ik weet niet meer hoe hij heet. Iets met jowjeirojwoerijoewirj.’
Lang leve de duidelijkheid.

Zo zijn er nog meer ergernissen: mensen die ‘Hoi hoi!’ zeggen als ze ophangen (je mag alleen hoi zeggen in het begin, niet ter afsluiting, mensen), op speaker gezet worden, stiltes en nog zoveel meer.

Maar ondanks dat is zo’n telefoon toch maar verdomd handig.

Ik was elf

Dit is mijn telefoon. Hij heet Gerrit. Nee, dat is een grapje. Hij heeft helemaal geen naam. Zielig he?

Ik was elf. De zin die hierna zou moeten komen, is natuurlijk: ‘en kreeg een brief van Zweinstein/Hogwarts.’ Helaas is dat niet waar. Nee, ik was elf en ik kreeg een mobiele telefoon. Een Nokia 3310.

Mijn god, wat was ik stoer! Waarschijnlijk weten de mensen van veertien of jonger het niet, maar toentertijd was een Nokia 3310 zeg maar de iPhone van nu. Waarom? Je kon een leuk plaatje met enorm grote pixels als achtergrond nemen. Je had ringtones die krakerig klonken. Er konden maar liefst zeven (misschien wel acht) smsjes in je inbox. Nee, dat klinkt vast niet aantrekkelijk voor jullie (‘Zat er geen internet op?’), maar het allerleukste was: er zat Snake op. En niet zomaar Snake, nee, Snake II.

‘Ja, maar dat kan ik gewoon downloaden hoor, daar heb je een app voor.’
Zucht. Lieve kindjes, dat is niet hetzelfde. Snap je, in die tijd pakten mensen mijn telefoon af, omdat ze mijn highscore wilden verbeteren. Bovendien: als ze dan boos waren omdat het niet lukte, dan maakte het niet uit als ze mijn mobieltje op de grond gooiden. De Nokia 3310 is niet kapot te krijgen.

En nu? Nu heb ik een smartphone (geloof ik, zoveel verstand heb ik dus van mobieltjes). Ik kan er liedjes op zetten, foto’s mee maken en op het internet. Maar soms… dan mis ik het snaken.

Had jij vroeger ook een Nokia 3310?

Mickey is the man

Wij hebben een telefoon. Twee zelfs (jawel, wat een luxe). De telefoon beneden is, nou ja, een telefoon zoals alle anderen. Hiermee wil ik hem geen minderwaardigheidscomplex aanpraten of zeggen dat hij niet bijzonder is, want echt, hij mag er zijn.

Maar daarnaast hebben we nog een telefoon, boven. Dit is geen gewone telefoon. Ik durf te wedden dat jij hem niet hebt. Nee, het is geen iPhone of zoiets fancy, hij is veel specialer: wij hebben (misschien had je het al geraden door het plaatje, knap hoor!) een Micky Mouse-telefoon.

Eigenlijk weet ik niet hoe we eraan komen (‘Gekocht, gok ik.’ ‘Ja, duh.’), maar dat maakt niet uit. Zolang ik me al kan herinneren, hebben wij hem in huis.

En kom op, hoe cool is dat? Disney en retro, beter kan toch niet? Bovendien is dit niet zomaar een telefoon, nee, dit is een zelfverzekerde telefoon. Kijk hoe stoer Mickey daar staat, geleund op het toestel.
‘Ik ben de relaxheid zelve.’ lijkt hij te zeggen.

Met een telefoon zoals deze durf ik iedereen te bellen. Beetje jammer dat ik niet van bellen houd.

Waarom ik wel van mailen houd, maar niet van telefoneren

Het vriendje speelt al bijna een jaar in een rol in mijn leven. Dat is leuk, maar er zit ook een schaduwzijde aan. We wonen namelijk niet op loop- of fietsafstand van elkaar en dus moet je andere manieren verzinnen om toch elke dag contact te houden. Daar heeft Alexander Bell voor gezorgd: de telefoon. Punt is: ik houd van niet van telefoneren. Het vriendje wel. Dus neem ik elke keer met lichte tegenzin de telefoon op. Niet vanwege het vriendje, maar het bellen zelf. Ik zal hieronder verkondigen waarom telefoneren stom is en mailen leuk:

1. Stiltes.
Telefoneren: Stiltes. Die mogen er niet vallen als je aan het bellen bent. Kun je in real life elkaar nog een veelbetekende blik toewerpen, de enige die dat tijdens het telefoneren ziet, is je mobieltje. Dus moet je praten. Dat is vooral vervelend als die ene tante wanhopig een gesprek met je begint, als je ouders niet thuis zijn. ‘Lekker weer he’ is dan vaak het enige wat eruit komt.
Mailen: Je kan zolang doen over een mail als jij wil. Je kunt eeuwen nadenken of je eindigt met ‘x’ of ‘xx’. Niemand die het merkt. Je hoeft geen stiltes te vullen, want die zijn er niet. En je kan het zo kort of lang maken als je zelf wil.

2. Vervelende mensen.
Telefoneren: Geen enkel telefoonnummer is tegenwoordig nog veilig. Nee, we worden allemaal geplaagd door belletjes van callcenters, energiemaatschappijen en wat nog meer. Soms kom je er af met een ‘Maar mijn ouders zijn niet thuis.’, maar dan heb je toch áááál die moeite gedaan om de telefoon op te nemen. Energieverspilling noem ik dat.
Mailen: Klik klik. En weg is de spam. Je hoeft het mailtje geeneens te lezen, er tettert geen vervelende stem in je oor, je hoeft geen smoesjes te verzinnen. Easypeasy!

3. Geen zin of tijd.
Telefoneren: Je wordt altijd gebeld als je het net niet kan. Je favoriete serie is op tv, je wilt net naar bed of je hebt simpelweg geen zin. Uit beleefdheid praat je met je vriendin over de laatste drama’s in haar leven, maar ondertussen kijk je op de klok. ‘Goh, is het al zo laat?’ zeg je soms, maar ze snapt de hint niet. Je zucht en vraagt je af wat er in Glee is gebeurd.
Mailen: Ik kan (terug)mailen wanneer ik wil. Drie uur ’s nachts? Doesn’t matter! Ik hoef niet binnen een paar secondes te reageren op de mailtjes die ik krijg. Baas in eigen e-mailbox noem ik dat.

Voor sommige mensen maak ik wel een uitzondering, zoals bijvoorbeeld het vriendje of mijn ouders. Dus ik heb het bellen nog niet volledig opgegeven. Maar voor de rest: lang leve het mailen!