Spooky

spooky

Een voordeel van wonen in Voorschoten ten opzichte van wonen in Oegstgeest is dat er een station in de buurt is. Ik fiets vijf minuten, langs een paar katten, bushaltes en dan ben ik er. Overdag is het gewoon een random tussenstation waar alleen de sprinter stopt. Maar ’s nachts, nou, dan wil je er niet komen.

Je zit nu natuurlijk te denken aan hangjongeren, drugsdealerij, moordpartijen. Op de kat na, die zo af en toe een vlieg achterna gaat, is het echter niets van dat alles. Het is erger.

Er staat namelijk iets bij dat station dat ze ‘kunst’ noemen. Het is het hoofd van een niet zo knappe vrouw. Dat is overdag al niet zo prettig, maar ach, je bent gefocust op je trein en er is veel meer te zien (de kat die een vlieg aan het vangen is). Maar ’s nachts. Oh mijn god.

Na terugkomst van een verjaardag op de Grote Markt van Den Haag, waar ik onder andere een tuinkabouter met een rode muts heb gegeven aan de jarige (wat een referentie naar mezelf is), gingen Jeroen en ik weer terug naar Voorschoten (niet terug naar Oegstgeest). En daar was die kop.

Het was angstaanjagend. Je wil het liefst zo snel mogelijk naar huis fietsen, maar dan via een andere route zodat die levenloze ogen niet naar je staren.

Ik heb maar één vraag: waarom, Voorschoten, waarom?

Een onmogelijke opgave

Vanuit Oegstgeest fiets ik naar station Leiden CS, wat al een gevaarlijke onderneming is met mijn rijstijl. Daar aangekomen, hijgend en al, want ik vertrek net iets te laat, ga ik op zoek naar een plek op mijn fiets te parkeren.

Een onmogelijke opgave.

U moet weten, Leiden dacht: jeetje, je fiets parkeren is zo moeilijk, laten we het nóg moeilijker maken! Dit heet het fiets fout, fiets weg-beleid. Je MOET je fiets in een rek zetten, anders halen de vervelende meneren van de fietsdienst hem weg en mag je hem ophalen van een industrieterrein in Friesland ofzo voor vijfentwintig euro. Daarnaast heb je natuurlijk ook de kans dat je fiets gestolen of in de gracht gegooid wordt.

Nou, zul je zeggen, dan zorgt de gemeente Leiden wel voor genoeg van die rekken. Nou nee hoor. Het is eigenlijk een soort van puzzeltocht: zoek het rek waar je fiets in past. Want dat is zo makkelijk niet. Er is geen plaats. En als er wel plaats is, dan heeft zo’n verdomde bakfiets of fiets met tassen TWEE rekken ingenomen. Uiteindelijk prop je hem er toch maar in, ook al gaat hij niet helemaal in het rek en dan is het maar hopen.

Elke maandag en dinsdag (dan heb ik namelijk college in Amsterdam) moet ik minimaal twee uur ervoor uittrekken om mijn fiets te parkeren bij het station. Dit is van de zotte.

Gelukkig heb ik de rest van de week om ervan bij te komen.

Dit is zeer ernstig: één van de meest voorkomende problemen op het station

Misschien ga jij altijd met de auto naar je werk of studie. Dat is werkelijk fantastisch (behalve voor het milieu), gefeliciteerd. Want je hebt namelijk niet te maken met het probleem dat ik zal beschrijven. Je hebt echter wel te maken met files, dure benzine en dat soort dingen, maar laten we het daar vandaag niet over hebben.

Goed, stel je eens voor. Dat is misschien lastig als automobilist, maar probeer een situatie te bedenken waarin je met de trein gaat (‘Ja, maar de trein is duur/duurt langer/vieze, asociale, achterlijke mensen/lang wachten/vertraging.’ ‘HET IS NIET ECHT.’). Goed. Laten we stellen dat je naar Amsterdam gaat, een dagje weg. Dat kan. Voordat je de trein kan nemen, moet je echter met de bus en de metro, omdat je in één of ander flutdorp woont met slechte verbindingen (dit is een voorbeeld, ik kan me hier bijvoorbeeld echt niet in vinden, mijn dorp heeft supergoede verbindingen, maar sommige dorpen blijkbaar niet). Dus je neemt de bus. Dikke prima. Je komt aan op het metrostation. Niet zo prima. De metro rijdt namelijk niet.

Let op: dit komt uiteraard maar héél zelden voor, maar het is dan ook een voorbeeld en ik bedoel, hoe realistisch zijn voorbeelden nou?

Goed, je eerste gedachte: wat vervelend nou (u mag daar een scheldwoord voor in de plaats zetten). Volgende gedachte: wat nu? Je rent samen met de rest van de menigte naar de informatiebalie en nadat je iedereen hebt weggeduwd door je ellebogen in hun gezicht te gooien, sta je voor de balie en krijg je te horen dat je bus nummer zoveel moet nemen. Na een helse rit (het halve metrostation zat in die bus, ademen was niet mogelijk) met bus nummer zoveel kom je bij het station aan. Je besluit op je horloge te kijken.

Het is twaalf uur. De trein gaat om één over twaalf.

Je hebt nooit hakken aan (voor de heren: in plaats van hakken kun je hier ook nieuwe, nette schoenen die je nog niet hebt ingelopen invullen). Nooit. Behalve als je je trein net wel net niet gaat halen.

Je rent als een gek. Die schoenen zaten al niet lekker, maar nu al helemaal niet. Je verliest één van je hakken. Je merkt het pas tien meter later. Je rent weer terug. Je ziet mensen lachend naar je wijzen. Er lopen twee slome kippen voor je. Je duwt ze opzij en ze vallen op de grond. Reclameborden flitsen langs je ooghoeken. Dat stomme perron is helemaal achteraan. Je voelt de blaren al. Je raakt buiten adem (ik moet echt vaker naar de sportschool, denk je). Je rent de trap op van het perron. Je verliest je andere schoen (je bent verdomme Assepoester niet). Je verzwikt je enkel en rolt een paar treden omlaag. Je moet nog één tree, je bent er bijna, je kan de trein al zien en: het fluitsignaal gaat en de deuren sluiten.

Je hebt je trein net niet gehaald.

Dit, lieve mensen, is verschrikkelijk. Zelfs als je je trein wel gehaald hebt, zou het verschrikkelijk zijn, want dan sta je daar als een astmapatiënt te hijgen. Iedereen denkt: jeetje, die mag wel eens naar de sportschool gaan. Je zweet je kapot, je hebt blaren, pijn aan je voeten en er is natuurlijk geen zitplek.

Dus laten we dit afspreken. Volgende keer als je iemand ziet rennen op het station, lach dan niet. Dit is één van de meest voorkomende problemen op het station. Het is werkelijk waar verschrikkelijk. Dus lach niet. Volgende keer ben jij het slachtoffer.

Gedicht: de liefde van mijn leven

Laatst beleefde ik een prachtig moment. Ik ontmoette mijn ware Jakob/mijn prins op het witte paard/de ware/de liefde van mijn leven. Ik heb er een gedichtje over gemaakt. Voor de mensen die weigeren naar bovenstaand plaatje te kijken of in de war raken van de verschillende letters (ik besloot er een mooi geheel van te maken), is hier het gedicht nog een keer:

De liefde van mijn leven.

Hij roltrap op.
Ik roltrap af.
Een glimlach, meer niet.

En zo verdween hij uit mijn bestaan.

(De laatste regel moet dus eigenlijk achter elkaar, maar daar had ik niet genoeg ruimte voor op het vel papier). Voor de mensen die niet zo goed zijn in het begrijpen van een ogenschijnlijk makkelijk gedicht zal ik het even uitleggen.
Een paar dagen geleden was ik op Utrecht Centraal om aldaar de trein naar Den Bosch te nemen voor een interview (en ik ga lekker niet zeggen met wie). Daarvoor nam ik de de roltrap naar beneden. Mensjes kijken is leuk, dus bekeek ik de mensen op de roltrap naast mij, die naar boven ging. En daar was hij: de perfecte man. Ik keek naar hem, hij keek naar mij. Hij glimlachte. Ik glimlachte terug. Het was echte liefde. Helaas gingen onze roltrappen verschillende kanten op en was dat het einde van onze romance.

Maar hij heeft wel mooi mijn dag gemaakt.

Zwaai, zwaai, zwaai

Afgelopen donderdag sprak ik af met Sandra, die ook in Leiden studeert. Na twee koppen thee (allebei) en twee stukjes BonbonBloc (alleen ik, oeps) besloten we station Leiden Centraal onveilig te maken.

We hebben geen prullenbak kapot geschopt of ovchipkaarten gestolen en door midden geknipt, nee, dit was een graadje erger: we gingen mensen uitzwaaien.

Ik had het idee gekregen door blijbedrijf.nl, alleen was het op die website een grootschalige actie met papiertjes voor mensen die uitgezwaaid wilden worden en minstens tien mensen en dergelijke. Het kan echter veel simpeler.

Ik zal jullie even uitleggen hoe je deze zwaai-actie het beste uit kunt voeren (overigens ook een goed idee als je aan het wachten bent op je trein en je verveelt): kies allereerst een trein uit. Het liefst een spoor met twee treinen die vlak na elkaar kunnen (hoe meer, hoe beter!). Kies een slachtoffer uit die onderin zit (is makkelijker dan boven). Probeer alvast een beetje oogcontact te maken. Dit klinkt makkelijker dan het is, want er zijn veel mensen in de trein die de krant lezen of met hun mobieltje spelen.
Ga dicht bij de trein staan, dus over de witte tegels voor slechtzienden, maar ook weer niet zo dichtbij dat je met je neus tegen het glas staat (bovendien is dat vies). Zodra de trein begint te rijden, begin je fanatiek te zwaaien (je arm in een boog-beweging van links naar rechts en weer terug bewegen) met een big smile op je gezicht. Probeer zo lang mogelijk mee te rennen met de trein. En gefeliciteerd: u heeft weer iemands dag gemaakt!

In de praktijk gaat het wat anders. Ons eerste slachtoffer was een chagrijnig kijkend meisje. Eerlijk gezegd dacht ik dat ze ons debiel zou vinden, maar nee, toen we zwaaiden, moest ze lachen! Helaas zwaaide ze niet terug.
Het tweede slachtoffer was een vrouw van middelbare leeftijd die wel terug zwaaide.
Daarna zochten we een leuke jongen uit (slim he van ons!) en zwaaiden we erop los. De jongen moest lachen, zwaaide terug en, jawel, knipoogde naar ons! Ook onze dag was weer gemaakt ;)
Zo hebben we naar ongeveer acht mensen gezwaaid, van wie er drie terug zwaaiden. Dat vind ik op zich wel een goede score. We moesten ook wel lachen om de laatste vrouw naar wie we zwaaiden. Dat was een oud vrouwtje. ‘Oh leuk.’ denk je dan. ‘Zo’n lief, oud vrouwtje zwaait wel vriendelijk terug.’ Eh niet dus. Ze keek ons aan alsof we gek waren en deed toen alsof ze het niet zag.

Daarna gingen we wat eten waar we in gesprek kwamen met een andere Leidse studente. Die vroeg hoe we elkaar hadden leren kennen (via onze blogs dus) en vroeg ook onze url. Uiteraard heb ik die van mij gegeven: yessss, nog een bezoeker erbij! (‘Ooooh, dus zó kom jij aan die bezoekers, Laura!’).

Toen nam ik de trein naar huis en zwaaide Sandra me uit. Drie keer raden wat ik deed. Terug zwaaien natuurlijk!

Ze waren gewapend

De foto is gemaakt door Caithlin. 

Delft was bedekt met een laagje wit. Twee meisjes met sneeuwvlokken in hun haren liepen naar het station. Ze waren gewapend. Met warme chocolademelk.

Die twee meisjes, dat waren Caithlin (ze heeft er gisteren ook over geschreven, check haar versie!) en ik. Vanwege het weer (ijskoud en sneeuwval) besloten we warme chocolademelk uit te delen op station Delft Centraal.
Dit had kunnen gebeuren:
1. Iedereen nam warme chocolademelk en bedankte ons.
‘Jullie zijn geweldig!’ zeiden ze in koor.
En ze begonnen spontaan voor ons te klappen.
Of:
2. Niemand wilde warme chocolademelk.
‘Rot toch op met die vieze troep.’ zeiden ze.
En ze draaiden zich om, terwijl ze met hun ogen draaiden.

Ik kan hierbij vertellen dat allebei de situaties niet zijn voorgekomen.

‘Wat is er dan wel gebeurd?’ Dat zal ik je vertellen, allerliefste, poepigste, schattigste lezer (‘Even kappen met dat kleffe gedoe, Laura.’ ‘Ik wil alleen maar laten zien hoeveel ik van je houd hoor.’ ‘Gewoon even niet, oké?’ ‘Oké.’).
Sommige mensen zeiden dat ze het niet lusten (HOE KAN DAT?). Anderen namen het aan en zeiden dat het lief was. Eén jongen zei: ‘Waarvoor?!’ Een andere jongen zei: ‘Gratis?’ En een aantal moest lachen.

Maar aangezien we twee thermoskannen leeg hebben gekregen (oké, ik geef toe, we hebben zelf ook een bekertje genomen), vind ik dat het toch goed geslaagd is!

Eigenlijk vind ik dat er in de winter altijd iemand warme chocolademelk moet uitdelen op het station. Dus mensen, verenigt u! Ik zal het in ieder geval dankbaar aannemen.