Daag jezelf uit: Juni

vlaagvlagvlaagvlag

 

Elke maand plaats ik vijf uitdagingen om het leven mooier, spannender en gekker te maken. Aan jou de keuze om ze uit te voeren of niet.

1. Stop een kaartje met een aardige tekst in de brievenbus van een onbekende.
2. Doe je raam open en schreeuw: ‘De wereld is gek!’ (dat is een zin uit de voorstelling waarin ik speelde) (dat de wereld vervolgens denkt dat jíj gek bent, doet er niet toe)
3. Ga naar de kinderboerderij en aai alle dieren. Het maakt me niet uit dat je geen kind bent. En nee, je mag niet je kleine nichtje meenemen als excuuskind.
4. Als je op straat loopt, knipoog dan naar iedereen die je tegemoet komt en kijk naar hun reactie.
5. Reageer en vertel me wat jou doet glimlachen.

Het balkje

Ik maak me nogal vaak druk in de supermarkt. Waarom hebben ze geen mandjes, maar alleen karretjes bij mijn Lidl? Wat is het nut van bolvormige courgettes? Staat er wel genoeg geld op mijn pinpas? Maar mijn grootste zorgen betreffen het beurtbalkje.

Ja, ik wist ook niet dat het zo heette. Het beurtbalkje dus. In de theorie werkt dat zo: je legt je boodschappen (ijs, chocoladereep, drop, sla, groenten, fruit) op de band. Als je klaar bent, zet je het beurtbalkje erop voor diegene achter je. Klaar is Kees.

In de praktijk gaat het anders. Je gaat in de rij staan achter mensen die de halve supermarkt hebben leeg gekocht, want op de één of andere manier staan die altijd voor je. Natuurlijk alleen maar de supergezonde dingen (kom jij aan met je bak ijs). Als je zoveel dingen op de band moet pleppen (het kan me niet schelen dat dat geen woord is), dan kan er ook wel zo’n balkje bij, zou je denken. Nou nee dus. Dat is blijkbaar teveel moeite.
Natuurlijk kun je zelf niet bij dat stomme balkje, omdat er niet genoeg balkjes zijn en je armen niet zo lang zijn en die persoon voor je (meestal een vrouw van 60+) de halve supermarkt heeft leeg gekocht, dus nou ja, dat gaat niet.

Eén keer was ik de asociale mensen zo zat, dat ik het beurtbalkje pakte (deze keer kon ik er wel bij) en hem keihard op de band plepte (het maakt me nog steeds niet uit dat dat geen woord is). De zestigjaarofoudervrouw keek me verschrikt aan.

Tot zover mijn passieve agressie (en dan heb ik het nog niet eens gehad over mensen die de halve supermarkt leeg kopen, maar jou met je bak ijs niet voorlaten, ook al ben je een schattig en lief meisje). Misschien dat ik er volgende keer ook nog wel ‘Zo!’ bij durf te roepen.

(Off topic: als je mee wil naar het Nemo-schoolreisje 15 juni, laat het even weten, dan mail ik je de details)

Literatuurwetenschap: weg met het plezierig lezen?

Hoewel mijn literatuurwetenschapperiode qua studie dus bijna voorbij is, kan ik me één van de eerste kennismakingen nog goed herinneren.

Samen met mijn moeder ging ik naar de open dag. We liepen een klein collegezaaltje binnen, waar al een paar mensen zaten. Eerlijk gezegd zagen ze er nogal suf uit. Zouden dit mijn studiegenoten worden?

De docent probeerden ons toe te zetten aan een analyse van het verhaal ‘Tillenbeest’ door Jan Wolkers. Daarna was het tijd voor vragen.
‘Meneer,’ vroeg één van de suffe potentiële toekomstige studiegenoten. ‘Als je Literatuurwetenschap studeert, wordt het lezen van boeken en kijken van films niet juist minder leuk? Omdat je alles wil analyseren, over alles wil nadenken en dat je dan niet meer kan genieten van een boek of film?’
Ik zag het ongeloof in de ogen van de docent. Hoe is dat mogelijk?
‘Nee,’ was dan ook zijn antwoord. ‘Je ziet meerdere kanten, je kan er dieper op ingaan, maar dat hoeft niet per se. Dat kun je ook uit zetten. Het wordt eigenlijk alleen juist leuker.’

En zo is het maar net. Waar Literatuurwetenschap wel voor heeft gezorgd, is dat ik minder flutromannetjes (mag ik dat zo zeggen?) ben gaan lezen, maar dat is natuurlijk niet erg. En het lezen zelf? Dat is inderdaad alleen maar veel leuker geworden.

Dag Literatuurwetenschap

Had ik vorige week mijn laatste college en bachelorpresentatie was vandaag de laatste dag dat we met de studie bij elkaar waren, nog niet afgestudeerd bedoel ik dan. We hadden namelijk een symposium (dat klinkt veeeeel chiquer dan het is), waarbij we moesten presenteren over onze scripties en feedback geven. Daarna was het een borrel en toen was het klaar.

En dat is raar. Drie jaar lang colleges gevolgd, gezeurd over vakken, gezucht over de toetsing en vooral veel gelezen. Natuurlijk moeten we eerst nog onze scriptie afschrijven (NEE, BEGIN DAAR NIET OVER EN OOK NIET OVER WAT IK ERNA GA DOEN), maar de eerstvolgende keer dat we elkaar zien is bij de diploma-uitreiking. En dan waaiert iedereen uit. Dan moeten we de wijde wereld in.

De universiteit is een rare wereld waarin je weet dat iedereen intelligent is, maar je je toch heel dom kan voelen (je bent niet meer de slimste van de klas, als je dat al was). Je kunt serieus met elkaar praten over iets als feminisme, enthousiast zijn over een boek zonder dat je als saai wordt gezien en de docenten spreek je met ‘je’ aan (goed, dat geldt voor Literatuurwetenschap, waarschijnlijk niet voor een studie als Geschiedenis).

Het is een raar gevoel om te weten dat dat allemaal achter je ligt. Maar misschien ook wel spannend. Want er kan nog zoveel gebeuren in de toekomst.

Dag Literatuurwetenschap. Het was fijn.

Laura’s liefdesletteren: voor de gek

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

‘Ober,’ begon zij steeds. ‘Mijn man vindt de biefstuk te rauw, maar naar mijn mening is hij prima. Wat denkt u?’
Eerst de twijfelende ogen van de één naar de ander, dan het gestamel.
‘Eh ja, mevrouw, uh dat kan, m-maar ja ehm…’
Koortsachtige gedachtes en dan de opluchting op het gezicht: ‘Zal ik anders een nieuwe biefstuk voor u halen, meneer?’
Beiden probeerden hun lach in te houden.
‘Schat,’ zei hij op scherpe toon. ‘Moet je me nou echt voor lul zetten in dit restaurant? Alwéér?’
‘Lieverd,’ antwoordde zij geroutineerd. ‘Ik kan jouw gezeik gewoon niet langer aanhoren.’
Stoelen die schuiven, omgedraaide hoofden, uitpuilende ogen.
En als ze thuis kwamen, proesten van het lachen en de avond op een hele fijne manier voortzetten.

‘Kijk nou wat je doet!’
De caissière keek geschrokken naar hem, terwijl hij haar hoofdschuddend aankeek en fluisterde: ‘Ze is ongesteld.’
‘Dat hoorde ik wel!’
Haar gezicht zo dicht mogelijk bij de zijne: ‘Ik weet wel wat er vanavond níet gaat gebeuren, mannetje.’
Hopeloos stond de caissière met het pakje sigaretten in haar handen. Wel of niet onderbreken? Kuchen of het laten gaan?
‘Krijg ik mijn peuken nog of hoe zit dat?’
Met een rood hoofd gaf de caissière ze aan haar, kreeg nog een vernietigende blik op de koop toe.
Buiten sloeg hij een arm om haar heen, gaf haar een kus in de nek.
‘Wat doen we die arme mensen toch aan.’
Ze glimlachte.
‘Plagen mag.’

‘Het gaat ook altijd hetzelfde met jou!’
Zij stond aan de ene kant van hun kleine appartement, hij aan de andere. Een bord in haar handen. Hij probeerde weg te duiken, maar een deel van de scherven kwam over hem heen, verspreidde druppels bloed op zijn overhemd.
‘Ik ben jou zo zat.’
Dreigend kwam ze op hem af. Hij schoof op, stootte met zijn voet tegen de hoek van de bank, struikelde over haar kleding op de grond, reikte naar de deurknop en was verdwenen.
‘Waar ga je naar toe?’
Deze keer geen publiek om voor de gek te houden. Deze keer geen gelach achteraf.

Bloggen: voor jezelf of anderen?

Je hebt van die tags waarin gevraagd wordt waarom je blogt of mensen die er zelf over bloggen. Ze geven dan soms het politiek correcte antwoord dat ze púúr voor zichzelf bloggen.

Maar lieve schat, als je púúr voor jezelf blogt, waarom heb je je reactiemogelijkheid dan open staan? Waarom geef je je url aan andere mensen? Waarom schrijf je dan niet in je dagboek in plaats op internet, waar ie-de-reen het kan lezen?

Waarom willen we zo politiek correct zijn? Natuurlijk moet je in eerste instantie voor jezelf schrijven, anders houd je het niet vol. Maar reacties krijgen is toch leuk? En daar is toch ook niets ergs aan? Je gaat toch ook niet zeggen dat je geen complimenten nodig hebt? (of is dat appels met peren vergelijken?)

Mijn uitgangspunt is dat ik blog, omdat ik schrijven leuk vind, maar ook reacties krijgen is leuk. Niet alleen de complimenten, maar ook doordat het uitnodigt tot discussie en zelfs kritiek kan fijn zijn, want dat leidt alleen maar tot verbetering. Het lijkt me heel moeilijk om het bloggen vol te houden als je nooit een reactie krijgt, want het zorgt ook voor stimulatie.

Dus geef het maar toe, lief bloggertje. Je blogt niet alleen voor jezelf.

Mijn laatste en tevens beste bachelorpresentatie ever

421px-Cavia

Bron

17 mei 2013. De dag dat ik mijn laatste bachelorcollege en tevens presentatie had samen met Jozefien. Dat konden we natuurlijk niet zomaar aan ons voorbij laten gaan.

Het was voor het vak postmodernisme en we moesten de teksten van Thomas Docherty en Jane Flax toepassen op de serie/het toneelstuk Angels in America (AANRADER!). Eén van de kenmerken van postmodernisme, een literaire stroming, is ontologische twijfel. Dat is de twijfel over in welke wereld je bent. Denk bijvoorbeeld aan de film Pan’s Labyrinth (ook een aanrader!). En met die ontologische twijfel gingen wij wat dingen doen.

We stonden voor de klas en ik begon met praten: ‘Leuk dat jullie naar onze spreekbeurt willen luisteren. Ik wilde het eerst over cavia’s doen, maar Laura houdt meer van giraffes. Ik haat echter giraffes, dus hebben we toch maar besloten om het over Angels in America en postmodernisme te doen.’
We gingen door met de rest van de presentatie, er verscheen bovenstaand plaatje van een cavia op één van de dia’s, en op een gegeven moment liep Jozefien weg, terwijl ik aan het presenteren was. Mensen keken om: wat gaat zij nou weer doen? Ik deed alsof het de normaalste zaak van de wereld was en keek ook niet op toen vervolgens Jozefiens broer binnenkwam en verder ging met de presentatie. Toen hij klaar was met zijn stukje, liep hij de deur uit en kwam Jozefien weer binnen.
De algehele stemming bij het publiek: wat de f.

Naast dat het heel leuk was om te doen, vond de docent het gelukkig ook goed en grappig. En ik heb besloten: in het vervolg ga ik meer van dit soort dingen in presentaties doen.

Terug naar Oegstgeest: de forens

dezemanheefthaast

Het was twee uur ’s nachts. Ik zat achterop de fiets van een vriendin richting haar kamer in Oegstgeest. De hele weg niemand gezien, want rond die tijd is Oegstgeest diep, diep in slaap.

Dacht ik.

We reden naar het nieuwe centrum toen ik vanuit de verte een man zag staan. Hij had een regenjas aan en zag eruit alsof hij haast had. Ik schrok me dood. Waren er dan toch mensen wakker in Oegstgeest op dit tijdstip? We kwamen dichterbij en ik kroop wat dichter tegen mijn vriendin aan, hopend dat ze sneller zou fietsen. Wat een enge man. We kwamen steeds dichterbij en dichterbij, totdat… ik zag dat het een standbeeld was.

Hoewel ik inmiddels weet dat bovenstaande man niet echt is, is het me nog meerdere malen ’s nachts overkomen dat ik een fractie van seconde dacht dat daar een levende man stond.

Deze man van brons wordt ook wel De Forens genoemd, omdat Oegstgeest een echte forenzendorp is. Hij is altijd ergens naar toe, heeft haast en: je schrikt je kapot als je hem ’s nachts tegen komt.

Klaus ist ein Schwein

httpv://www.youtube.com/watch?v=ZO7WVulKlqA

Mijn broertje is gek. Via privéberichten stuurt hij de raarste dingen. Zo kreeg ik laatst dit: ‘Das Leben ist grausam und Klaus ist ein Schwein.’
Ik had geen idee wat voor onzin hij nu weer stamelde. Totdat ik het ging googlen. En geweldige klanken vulden de ruimte.

Mijn broertje kent het liedje via zijn Duits leraar. Nou, het enige wat ik kreeg bij Duits was die Leiden des Jungen Werthers, dan is dit wel andere koek. Niet alleen de compositie van het liedje is geweldig, maar de tekst is ook ongelooflijk diepzinnig: Das Leben ist grausam und schrecklich gemein. Das Leben ist grausam und Klaus ist ein Schwein. Later komt er zelfs een ongelooflijke twist waarbij Gabi opeens een Schwein is.

Ik ben mijn broertje intens dankbaar dat hij me heeft laten kennis maken met dit pareltje van een lied. En ik zou mezelf niet zijn als ik het ook niet met jullie zou delen.

Dus stop even met Twitter, Facebook, Tumblr en whatsappen en luister naar dit prachtige lied. You won’t regret it.

(Kennen jullie nog meer van dit soort (Duitse) pareltjes? Laat maar weten!)

Dit is geen blogje over Moederdag

geenmoederdagkaart

‘Wat wil je voor Moederdag?’ vroeg ik aan mijn moeder.
‘Ik hoef niets,’ antwoordde ze. ‘Ik wil alleen dat al mijn kinderen komen eten op zondag.’
Daar geloofde ik natuurlijk geen bal van.

Dus vandaag (ja, dit blogje komt om 23:45 uur online, dus dan is het nog Moederdag), liep ik naar beneden, gaf ik haar een kus en zei: ‘Dat is het enige wat je krijgt voor Moederdag.’
‘Dat is goed hoor.’ zei ze.

Ja hoor. Ik zeg ook wel eens tegen mensen van: oh nee, ik hoef niets voor mijn verjaardag en oh, kijk maar of je naar de voorstelling komt joh. Maar dan denk ik stiekem: Maar ik houd zo van cadeautjes en ik wil heel graag dat je naar de voorstelling komt (jullie moet ook komen, aanstaande donderdag, vrijdag en zaterdag in Leiden, Elektra is gek, zie www.cuculum.nl, ja, dit is sluikreclame). Dus ging ik met mijn broerTJE op pad.

Allereerst konden we geen parkeerplaats vinden. Ten tweede kwamen we in een winkel met frutseldingetjes, waar een witgeverfd houten hartje vijftig euro kost (iknoemgeennamenrivieramaisonmaarhoutenhartjeskanikzelfookwelmaken). Ten derde kochten we een cadeautje voor Moederdag en toen zei het kassameisje: ‘Dat zal ze vast leuk vinden.’ Toen ben ik uiteraard flink uit mijn slof gegaan, want: ‘HOE WEET JE DAT NOU, KEN JIJ MIJN MOEDER OFZO? NOU HE, NOU NOU?’ Ten vierde regende het.

Uiteindelijk hebben we haar vandaag een kaart gegeven (let op: geen Moederdagkaart!), waarin staat dat we geen cadeau geven en dat ze niet moet verwachten dat ze er volgend jaar wel één krijgt en dat we  het geld voor de cadeautjes van de afgelopen jaren terug willen. En oh ja, ook nog een cadeautje (maar geen Moederdagcadeautje hoor!).
Vond ze stiekem toch best leuk.