Help! Ik lijk op mijn moeder

Mijn moeder blies de lucht snel naar binnen, zoals je doet bij een paniekaanval.
‘Wat, wat, wat?’ zeiden Jeroen en ik.
Ik weet niet meer wat het was, maar waarschijnlijk iets als dat Mr. Selfridge weer op tv kwam of dat ze nog paprika moest halen.
‘Jeetje,’ zei Jeroen. ‘Jij lijkt écht op je moeder. Jij doet dat ook altijd.’

Ik betrap me er steeds meer op. Ik zeg dingen als ‘Het is of of, niet en en.’ en ‘Vraag ik me af in mijn onschuld.’ Uitspraken van mijn moeder. Ik vraag bezorgd aan mijn vriend of hij uitkijkt en heeft hij wel genoeg water gedronken vandaag?

Laatst keek ik in de spiegel en als door een waas zag ik de vrouw die mij op de wereld heeft gebracht.

Sommige mensen vinden het verschrikkelijk. Maar mijn moeder is een hele lieve gekkie die altijd voor iedereen klaar staat en de allerliefste van de hele wereld is.

Als ik daar op mag lijken: graag!

Het ware verhaal waarom ik bijna geen make-up draag

Zoals vele kinderen heb ik verschrikkelijke jeugdtrauma’s, waar ik nog steeds last van heb. Ik moest peer op brood eten van de oppas, coltruien aan van mijn moeder en zo heb ik er nog wel een stuk of tachtigduizend. Vandaag licht ik er weer eentje uit.

Mijn moeder is niet zo’n slons die in haar joggingsbroek met vlekken haar kinderen naar school bracht. Nee, ze draagt mascara, oogschaduw, blush en… lippenstift. Van die roze weet je wel. Nu heb ik op zich geen problemen met lippenstift (behalve dat het zo vies voelt op je lippen, je altijd een afdruk achterlaat op glazen, het er na een paar uur vanaf is, maar wel op je tanden is blijven zitten etc.), maar door mijn moeder heb ik een trauma opgelopen. Ja, jullie gaan er nu achter komen waarom ik (bijna) geen make-up draag.

Na voor de duizendste keer Marco Borsato te hebben geluisterd in de auto zet mijn moeder me af bij de basisschool (dit verhaal speelt zich zo’n twaalf jaar eerder af, niet denken dat ik nu nog naar de basisschool ga hoor, al snap ik wel dat het geloofwaardig is met mijn uiterlijk). Met het refrein van ‘Binnen’ nog in mijn hoofd stap ik de auto uit en zeg: ‘Nou doei he!’
Maar mijn moeder laat het niet daarbij.
‘Kus!’ beveelt ze.
Ik probeer nog te zeggen dat ik bijna te laat ben, maar ze houdt me al in de wurggreep en drukt twee dikke zoenen op mijn wangen.
‘Dag lieverd, veel plezier!’ roept ze me vrolijk na, terwijl ik de pijn in mijn nek weg wrijf. Snel kijk ik om me heen: heeft iemand het gezien? Pff, gelukkig niet.
Uitgelaten van blijdschap ren ik het schoolplein op, naar mijn bffs.
‘Yoooo bitsjes!’
Ze kijken me raar aan. Heb ik de verkeerde kleding aan? Ben ik mijn Pokémonkaarten vergeten?
‘Eh, wat heb je op je wang?’ vragen ze.
Ik ren als een gek naar de spiegel en begin dan onbedaarlijk te huilen.

Op mijn wangen zitten twee grote, roze vlekken. Het is de lippenstift van mijn moeder. Daar ging mijn reputatie. Om nooit meer terug te komen…

De stalker van mijn moeder

Liesje (zo heet mijn moeder niet echt, maar laten we het daar maar op houden) ging met haar allerliefste (en enige) dochter naar het boekenfestijn in Ahoy, Rotterdam. Ze had er zin in. Wellicht vond ze dit jaar wél iets van haar lijstje met boeken (nee). Uitgelaten pakte ze een mandje, zwaaide haar dochter gedag die de andere kant op ging en dook in de boekenwereld.

Ze liep langs rijen vol boeken, het ene tafeltje na de andere, totdat ze iets geks merkte. Een vrouw met een rode blouse aan, had ze die net niet al gezien? Nou ja, niet boeiend, het nieuwe boek van Baldacci is interessanter. Liesje pakte boek na boek op, stopte er af en toe één in het mandje (maar geen Baldacci) en keek af en toe om zich heen.

Alsjemenou.

Wéér die vrouw met dat rode blousje. Dat was wel toevallig. Oké, ze deed een test. Liesje liep naar de computerboeken toe (ze wist niet eens hoe Facebook werkte, dus het was een onwaarschijnlijke keuze) en ja hoor, de vrouw ging haar achteraan! Zo zigzagde Liesje langs de boeken, van de sprookjesboeken naar de thrillers, met telkens weer de vrouw met het rode blousje achter zich aan. Ze bekeek de vrouw nog eens goed, maar nee, ze herkende haar nergens van. Was die vrouw lesbisch? Of van de FBI? Wat ze ook was, dit stalken moest maar eens ophouden.

Liesje draaide zich om en deed haar mond al open, toen de vrouw zei: ‘Mevrouw, mag ik u wat vragen? Waar heeft u dat luchtje vandaan, u ruikt zo lekker!’
Perplex bleef Liesje staan en zuchtte toen opgelucht. Geen stalker. Alleen weer de zoveelste liefhebber van haar parfum.*

*Echt gebeurd. Oké, de details heb ik zelf verzonnen, misschien had die vrouw geen rode, maar een blauwe blouse aan. Maar toch.

Mijn leven als moeder

(Zie hier mijn leven als oma)

‘Zilver, opstaan!’
Ik sjor aan zijn dekbed, maar het kind wordt maar niet wakker. Met een zucht kijk ik om me heen en mijn blik valt op de Playboyposters aan de muur. Straks even op mijn lijstje schrijven dat ik die weg moet halen. Verschrikkelijk, die oversekste jeugd van tegenwoordig.
‘Mamaaaaaaaaaa!’ hoor ik van beneden. ‘MAMAAAAAA!’
Het gejank wordt harder met elke trede die ik neem. Onderaan de trap ligt Vlindertje (volledige naam: Vlindertje Spijker Taneesha). Haar GameGirl, of hoe heet dat ding ook alweer, is niet opgeladen. Ik haal de stekker van Diederiks iPad eruit, maar die begint ook meteen te zeuren.
‘Die moet ik meenemen naar mijn werk, schat.’
Ik heb liever niet dat hij mij ‘schat’ noemt als het er zo venijnig uitkomt, maar als ik het wil zeggen, zie ik dat Bink zijn pap op de grond heeft gegooid. Zuchtend ruim ik het op. Dan maar geen ontbijt vandaag. Ik roep Zilver nog een keer en krijg gebrom als antwoord.
‘Dag, schat.’
Een kus op mijn wang van Diederik en ik ben alleen in de hel. Ik veeg de pap van Binks gezicht weg, trek een jas aan bij Vlindertje (‘Au mama, je doet me pijn.’), neem de telefoon op (Baas: ‘We hebben een vergadering gepland om negen uur uur. Regel jij alle papieren even?’), gil nog even naar boven (‘ZILVER, UIT JE BED KOMEN, NU!’) en ren als een gek met twee kinderen naar de auto. Tijdens de rit (brug open, een opaatje dat tien minuten over het zebrapad loopt, Bink die begint te janken) rijd ik twee keer door rood en volgens mij zag ik een flits, maar ik ben nog net op tijd bij de crèche.

Vijf uur. Kinderen van de crèche (‘Beautiful Hope heeft mij geschopt tijdens het spelen, mama.’), boodschappen doen (‘Ik houd niet van bloemkool.’ ‘Mag ik chips? Van papa mag ik altijd chips.’ ‘EN NU JE MOND HOUDEN.’), koken (‘Wil je dit briefje ondertekenen? Ik moest nablijven.’ ‘Waarom heb je mijn blauwe shirt niet gewassen?’ ‘Omdat je hem vandaag pas in de was hebt gegooid.’ ‘VERDOMME, wat moet ik nou aantrekken vanavond?’), Vlindertje naar ballet brengen, Vlindertje van ballet halen, Zilver naar voetbal brengen, Zilver van voetbal halen en de twee kleintjes op bed leggen (‘Ik wil niet tandenpoetsen.’ ‘Nog een verhaaltje!’) en uiteindelijk de bank.
Diederik zapt heen en weer. Zo irritant. Gelukkig komt Grey’s Anatomy zo. Een hand op mijn arm. De andere op mijn been.
‘Lieverd…’ hoor ik in mijn oor.

Het gegil dat daarop volgt, is in de hele straat te horen.

Dit is geen blogje over Moederdag

geenmoederdagkaart

‘Wat wil je voor Moederdag?’ vroeg ik aan mijn moeder.
‘Ik hoef niets,’ antwoordde ze. ‘Ik wil alleen dat al mijn kinderen komen eten op zondag.’
Daar geloofde ik natuurlijk geen bal van.

Dus vandaag (ja, dit blogje komt om 23:45 uur online, dus dan is het nog Moederdag), liep ik naar beneden, gaf ik haar een kus en zei: ‘Dat is het enige wat je krijgt voor Moederdag.’
‘Dat is goed hoor.’ zei ze.

Ja hoor. Ik zeg ook wel eens tegen mensen van: oh nee, ik hoef niets voor mijn verjaardag en oh, kijk maar of je naar de voorstelling komt joh. Maar dan denk ik stiekem: Maar ik houd zo van cadeautjes en ik wil heel graag dat je naar de voorstelling komt (jullie moet ook komen, aanstaande donderdag, vrijdag en zaterdag in Leiden, Elektra is gek, zie www.cuculum.nl, ja, dit is sluikreclame). Dus ging ik met mijn broerTJE op pad.

Allereerst konden we geen parkeerplaats vinden. Ten tweede kwamen we in een winkel met frutseldingetjes, waar een witgeverfd houten hartje vijftig euro kost (iknoemgeennamenrivieramaisonmaarhoutenhartjeskanikzelfookwelmaken). Ten derde kochten we een cadeautje voor Moederdag en toen zei het kassameisje: ‘Dat zal ze vast leuk vinden.’ Toen ben ik uiteraard flink uit mijn slof gegaan, want: ‘HOE WEET JE DAT NOU, KEN JIJ MIJN MOEDER OFZO? NOU HE, NOU NOU?’ Ten vierde regende het.

Uiteindelijk hebben we haar vandaag een kaart gegeven (let op: geen Moederdagkaart!), waarin staat dat we geen cadeau geven en dat ze niet moet verwachten dat ze er volgend jaar wel één krijgt en dat we  het geld voor de cadeautjes van de afgelopen jaren terug willen. En oh ja, ook nog een cadeautje (maar geen Moederdagcadeautje hoor!).
Vond ze stiekem toch best leuk.

Laura’s liefdesletteren: drie april

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Het was op drie april.

De vroege zonnestralen gluurden door de kleine opening tussen de gordijnen. Iris had zich die ochtend vastgeklampt aan haar roze prinsessendekens.
‘Ik heb geen zin.’
‘Je moet, lieverd.’ had Sofie geantwoord. ‘Vandaag gaan jullie toch de kaboutertocht maken?’
‘Ik wil slapen.’
Het kostte een paar vermanende woorden, maar uiteindelijk klom Iris toch haar bed af. Met tegenzin at ze de met chocopasta besmeerde boterham, kauwde expres zo langzaam mogelijk.
Mischien wil ze liever bij mij blijven, dacht Sofie. Een warm gevoel overspoelde haar, maar schuldgevoel nam het vrijwel meteen over.
Het kind moet naar school. Ze kan niet voor altijd bij je blijven.

Hoe dichterbij ze bij de school kwamen, des te harder trapte Iris op haar fietsje. Sofie keek naar de gekleurde zijwieltjes. Binnenkort gingen die eraf.
Hand in hand liepen ze naar het hek, zoals elke dag. Het kleine handje voelde warm in de hare. In de verte stond een jongetje te gillen en te zwaaien, Bram: ‘Kaboutertocht!’
Iris rukte zich los, de wangen rood.
‘Wat is er?’
Ze wendde haar hoofd af.
‘Dat is kinderachtig.’
Zonder om te kijken en een kus te geven, rende ze naar Bram toe: ‘Kaboutertocht!’
Sofie bleef stilstaan, naast de schommels en het klimrek. De wind schuurde langs haar wangen.

Er zouden meer momenten komen. Slaapfeestjes, uitgaan, vriendjes, op kamers. Maar nooit meer zo pijnlijk als dit eerste moment van verwijdering.

Een ode

Een ode aan mijn moeder. Dat moest ik schrijven van Anne. Lekker spontaan dit dus. Een volledige ode zal dit niet worden, want dat wordt veel te persoonlijk voor een blog die iedereen (familie, vrienden, bloggers, vage bekenden en vage onbekenden) leest. Maar ik kan wel een tipje van de sluier oplichten.

Uiteraard is mijn moeder de liefste moeder van de hele wereld. Nee, ik heb niet alle moeders ontmoet, maar dat hoeft ook niet, want dit weet ik zeker. Waag het niet om te zeggen dat jouw moeder dat al is, want dan ken je mijn moeder duidelijk niet goed genoeg.

Mijn moeder doet heel veel (zo niet alles) voor me. Ze is mijn taxichauffeuse (ze zit erover te denken om een bordje met ‘Taxi Bosua’ te bevestigen op haar auto), secretaresse, financieel adviseuse, personal assistent en nog veel meer. Als ik wil zeuren, advies nodig heb of iets leuks wil vertellen (dat overkomt me ook wel eens), dan kan ik haar altijd bellen. Behalve als ze haar mobiel weer eens is vergeten. Maar dat is een detail (en dat is een uitspraak die mijn moeder vaak zegt en ik overgenomen heb).

Mijn moeder is iemand die haar sleutels in de koelkast laat liggen.
Mijn moeder is iemand die midden in de nacht naar Oegstgeest zou rijden als ik verdrietig ben.
Mijn moeder is iemand die altijd boven de maximum snelheid zit als ze auto rijdt.
Mijn moeder is iemand die haar mailtjes naar haar dochter eindigt met xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.
Mijn moeder is iemand die zo hard praat aan de telefoon dat de persoon aan de andere kant van de lijn er doof van raakt.
Mijn moeder is iemand van wie ik hoop dat ze nog heeeeeeeeeeeeeeeeeeel lang bij me blijft.

Mama, ik houd van je.

Coltruihorror

Mijn moeder is verschrikkelijk. Niet zo verschrikkelijk als de oppas die me peer op brood liet eten, maar ze komt er toch wel akelig dichtbij in de buurt.

Het was zo rond oktober/november. De dagen werden korter en daarmee ook kouder. Ik kan mijn leven lang al alleen maar volledig functioneren bij temperaturen hoger dan 10 graden. Dat is vervelend. Maar er zijn vervelendere dingen in het leven.

Mijn moeder dacht, toen ik nog een klein (goed, ik ben nog steeds klein) kindje zonder vrije wil was, namelijk de oplossing te hebben gevonden voor mijn handicap: een coltrui. Ik krijg kriebels bij het woord alleen al. Laatst werd ik badend in het zweet wakker, omdat ik erover gedroomd had. Die nachtmerrie keert elke herfst weer terug.

Een coltrui klinkt in theorie goed. Het houdt je arme, kwetsbare, dunne, koude nekje warm (‘Wacht, zijn daar niet sjaals voor uitgevonden?’ Dat zou je denken ja, maar misschien was mijn moeder daarvan niet op de hoogte). In de praktijk ben je de hele dag bezig om te voorkomen dat je stikt. Want zo’n sjaal kun je nog afdoen als je eenmaal binnen bent en tegen de kachel leunt. Maar aan een coltrui zit je vast. En je kan hem ook niet uitdoen, want dan ziet iedereen je Jip en Janneke-hemdje. Echt, ik draag nog liever een korset.

Op een dag was het gelukkig zo ver: ik had de volmacht over welke kleding ik aantrok. Mooiste dag van mijn leven (nou ja, dat was natuurlijk de dag waarop ik mijn wiskunde-eindexamen voltooid had, op één na mooiste dag dan).

Ik heb sindsdien nooit meer een coltrui gedragen. Maar de nachtmerrie is gebleven.

‘Ok.’

Mijn moeder is heel lief. Echt waar. De liefste moeder van de wereld met de liefste dochter van de wereld. Maar ook zij heeft haar gebreken.

Ik stuur wel eens een sms’je vol enthousiasme en euforie zoals: ‘Ik heb een negen voor mijn redigeeropdracht gehaald!!! Joepiedepoepie!!! Mijn leven heeft weer zin!!! xxx’.*
Dat zijn de sms’jes die je wil ontvangen als moeder (naast ‘ik hou van je’-sms’jes natuurlijk), want slimme kinderen hebben is fijn en blije, slimme kinderen hebben nog veel fijner. Daar wil je dan als moeder ook zelf enthousiast op reageren. En dat doet mijn moeder. Dit stuurt ze dan namelijk terug: ‘Ok.’

Dit, beste moeders van het land, is niet oké. De ‘Ok.’ is koel, afstandelijk en bovendien nog eens afgekort. Er kan niet eens een x’je vanaf. En dat op zo’n geweldig sms’je als bovenstaande.

Natuurlijk is dit al heel erg, maar het kan nog erger. Ik stuur namelijk wel eens mailtjes naar mijn moeder in de trant van: ‘Herinner me eraan dat ik zaterdag een kerstcadeautje voor je moet kopen in het dorp.’ Ondanks het leeftijdsverschil is haar geheugen namelijk beter of nou ja, daar vertrouw ik op. Dit is een belangrijk mailtje, zeker voor mijn moeder, want die wil natuurlijk wel kerstcadeautjes. En wat krijg ik dan terug?
HELEMAAL NIETS. ZELFS GEEN ‘OK’.

Dit is niet oké. Maar misschien was de mail niet aangekomen.

Dus ik stuurde een paar dagen later nog een sms’je dat ze me eraan moest herinneren. Dit kreeg ik terug (niet eens een x’je!): ‘Je wordt oud (hoop ik) want dat had je al aan me gevraagd.’

Moeders, ik snap er helemaal niets van.

(*Dit was leuker voor het verhaal , maar in werkelijkheid ging het zo:
Ik: ‘Ik heb een 9 voor mijn redigeeropdracht!!!’
Mijn moeder: ‘Geweldig!!!!!!!!!!’)

Ezelsoren

Blijkbaar zie ik er erg betrouwbaar uit. Dat ben ik uiteraard ook, maar zelfs onbekenden weten dat. Ik zat een keer in de trein een boek te lezen, toen er een vrouw met een meisje van rond de vijf jaar (ik ben zo slecht in het schatten van leeftijden van kinderen, dus ze kan net zo goed vijftien zijn geweest) naast me kwam zitten. Het meisje verveelde zich dood, deed wat kinderen dan doen (‘Maaaaaahaaaaaaaam!’) en kreeg af en toe een pak slaag om haar stil te krijgen. Terwijl ik zat te bedenken wat ik in godsnaam moest doen (Je slaat je kind toch niet? Moet ik er wat van zeggen?) stond de moeder opeens op.
‘Wil jij op haar letten?’ vroeg ze aan me en was al weg, voordat ik ‘Wtf.’ kon zeggen. Ik wachtte op de moeder die naar de wc ging (hoopte ik). Het kind leek niets door te hebben, maar begon verwoed de bladzijdes van mijn boek om te slaan (ze hield wel van ezelsoren, geloof ik). Twee gedachten speelden door mijn hoofd:

1. Je laat je kind toch niet bij een wildvreemde achter? Dan ben je toch achterlijk? Nu ben ik wel te vertrouwen, maar hallo, dat weet je toch niet?
2. Wat als die moeder niet terugkomt?

Ze kwam terug. Zachtjes pakte ik het boek uit de handen van het meisje en borg het op in mijn tas.  Bij de volgende halte sleurde de moeder het kind mee, dat haar hoofd nog omdraaide en met grote ogen naar me keek. Ik haalde het boek maar weer uit mijn tas, keek naar de dubbelgevouwen bladzijdes die het meisje had achtergelaten en zuchtte. En niet vanwege de ezelsoren.