Het is twee haltes na de mijne. Ze heeft een lichtbruine jas aan, zo’n houtjetouwtje-jas, maar dan voor volwassenen. Haar haar heeft een onbestemde kleur en is kort. Ik denk dat we niet veel verschillen van lengte als ik naast haar zou staan. Ze wenst de buschauffeur altijd een goedemorgen. Ik zeg meestal ‘Hallo.’. Ik weet niet waarom.
Op de terugweg nemen we ook dezelfde bus. Soms heeft ze een veelkleurige sjaal om, die eigenlijk niet bij de jas past. Ik vraag me af waar ze werkt in Den Haag en wat ze dan precies doet. Misschien bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Of juist als lerares Frans. Ja, dat vind ik wel bij haar passen. Je suis, tu es, il/elle/on est.
Er is ook een man die zo in een Britse detectiveserie zou kunnen spelen. Hij draagt een zwarte trenchcoat en heeft van die groeven in zijn gezicht. Hij komt nooit naast me zitten. De mollge man die altijd instapt bij de halte met de McDonald’s en het parkeerterrein wel. Hij heeft een iPad, maar ik kijk niet mee. Oké, soms wel. Maar hij kijkt toch alleen maar op Nu.nl, bekijkt geen spannende mailtjes. Meestal luister ik toch rustige muziek met mijn ogen dicht, want het is zo vroeg.
We rijden langs huizen die zo groot zijn dat ik ze nooit zal kunnen betalen. De bijna-koning woont in één van die gebouwen, ik weet niet welke. Tussen de bomen fietsen mensen, nog suf van de slaap, of hardlopers die in hun verwardheid een uur te vroeg op zijn gestaan. De bladeren zijn nu groen in plaats van bruin. Elke keer ontdek ik wel iets nieuws aan de route. Op de terugweg bedenk ik me altijd weer dat ik nog een keer naar het museum waar we voorbij rijden moet gaan. Ik heb het nog niet gedaan.
Ik zit vooraan, maar niet helemaal. Daar waar er ruimte is voor de gratis kranten, je tas en je voeten. Niet dat ik die ruimte nodig heb met mijn korte beentjes, maar toch. Ik zit het liefst rechts. Ik word chagrijnig als mijn plaats bezet is.
Op de terugweg wacht ik tot iemand anders op het rode knopje drukt, maar soms drukt er niemand, dus moet ik het wel doen. Ik loop naar voren, want dat is korter, maar soms ben ik bang dat de buschauffeur de voorste deur niet open doet.
Hij doet de deur altijd open.
Dit is mijn metdebusnaarstagegaanritueel (die nog iets langer mag voortduren, omdat ik een paar dagen langer stage ga lopen). Gek eigenlijk hoe snel je gehecht kan raken aan zo’n ritueel. Steeds dezelfde mensen, steeds dezelfde route, steeds dezelfde bus.
Je zou het bijna nog gaan missen.
(stiekem vraag ik me af of mensen het merken als ik opeens niet meer met de bus ga, omdat mijn stage echt afgelopen is)