Metdebusnaarstagegaanritueel

Het is twee haltes na de mijne. Ze heeft een lichtbruine jas aan, zo’n houtjetouwtje-jas, maar dan voor volwassenen. Haar haar heeft een onbestemde kleur en is kort. Ik denk dat we niet veel verschillen van lengte als ik naast haar zou staan. Ze wenst de buschauffeur altijd een goedemorgen. Ik zeg meestal ‘Hallo.’. Ik weet niet waarom.
Op de terugweg nemen we ook dezelfde bus. Soms heeft ze een veelkleurige sjaal om, die eigenlijk niet bij de jas past. Ik vraag me af waar ze werkt in Den Haag en wat ze dan precies doet. Misschien bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Of juist als lerares Frans. Ja, dat vind ik wel bij haar passen. Je suis, tu es, il/elle/on est.

Er is ook een man die zo in een Britse detectiveserie zou kunnen spelen. Hij draagt een zwarte trenchcoat en heeft van die groeven in zijn gezicht. Hij komt nooit naast me zitten. De mollge man die altijd instapt bij de halte met de McDonald’s en het parkeerterrein wel. Hij heeft een iPad, maar ik kijk niet mee. Oké, soms wel. Maar hij kijkt toch alleen maar op Nu.nl, bekijkt geen spannende mailtjes. Meestal luister ik toch rustige muziek met mijn ogen dicht, want het is zo vroeg.

We rijden langs huizen die zo groot zijn dat ik ze nooit zal kunnen betalen. De bijna-koning woont in één van die gebouwen, ik weet niet welke. Tussen de bomen fietsen mensen, nog suf van de slaap, of hardlopers die in hun verwardheid een uur te vroeg op zijn gestaan. De bladeren zijn nu groen in plaats van bruin. Elke keer ontdek ik wel iets nieuws aan de route. Op de terugweg bedenk ik me altijd weer dat ik nog een keer naar het museum waar we voorbij rijden moet gaan. Ik heb het nog niet gedaan.

Ik zit vooraan, maar niet helemaal. Daar waar er ruimte is voor de gratis kranten, je tas en je voeten. Niet dat ik die ruimte nodig heb met mijn korte beentjes, maar toch. Ik zit het liefst rechts. Ik word chagrijnig als mijn plaats bezet is.

Op de terugweg wacht ik tot iemand anders op het rode knopje drukt, maar soms drukt er niemand, dus moet ik het wel doen. Ik loop naar voren, want dat is korter, maar soms ben ik bang dat de buschauffeur de voorste deur niet open doet.
Hij doet de deur altijd open.

Dit is mijn metdebusnaarstagegaanritueel (die nog iets langer mag voortduren, omdat ik een paar dagen langer stage ga lopen). Gek eigenlijk hoe snel je gehecht kan raken aan zo’n ritueel. Steeds dezelfde mensen, steeds dezelfde route, steeds dezelfde bus.

Je zou het bijna nog gaan missen.

(stiekem vraag ik me af of mensen het merken als ik opeens niet meer met de bus ga, omdat mijn stage echt afgelopen is)

Lieve mede-busreizigers: raak me niet aan!

Ik ben een klein meisje en neem niet veel ruimte in. Waar extreem volslanke mensen twee vliegtickets moeten kopen, voldoet bij mij een halve stoel wel. Daarnaast kijk ik niet boos genoeg, want in de bus gaan er altijd wel mensen naast me zitten.

En daar zit het probleem in.

Het zijn niet eens hele dikke mensen (wat ik wel logisch zou vinden, want ik heb een halve stoel en zij anderhalve stoel, dus reken maar uit). Meestal zijn het van die mannen, die lekker breeduit gaan zitten met hun fancy iPad 5 of broadsheetkrant.

Ze zitten dus naar hun vrouw te mailen dat ze moeten overwerken/naar hun minnares te mailen dat ze er zo aankomen en dat ze de zweepjes (ze leest 50 shades of grey) alvast klaar moet leggen of lezen in de krant over oorlog, honger en milieuvervuiling. En daar hebben ze de ruimte voor nodig ook. Nu is er toevallig ruimte, omdat ik dus een pietepeuterig klein meisje ben (je moet echt heel goed kijken om mij te zien, want je kijkt makkelijk over me heen), maar dat wil niet zeggen dat ik helemaal uit lucht besta. Die (meestal) mannen wagen het dus om, ja, je hoort het goed, met hun mouw of leren aktetassen, soms zelfs hun hand (!!!) me aan te raken. Kom nou zeg.

Er is niets zo vervelend als ’s morgens in de bus zitten (sowieso), terwijl de wifi van Arriva het niet doet (dit is altijd het geval), de shuffle-functie van je mp3 weer niet de leuke liedjes weet te vinden en dat dan ook nog eens zo’n manspersoon je aan durft te raken, terwijl je verdomme al helemaal in het hoekje zit in een wanhopige poging geen menselijk contact te krijgen. Uiteraard begint de buurman ook hard te hoesten, zodat de bacillen in het rond vliegen. Terwijl jij een stukje opschuift, gaat je buurman nog wat breder zitten.

Het is me gewoon net iets te knus. Als het, ik noem maar iemand, Joseph Gordon-Levitt zou zijn die naast me zat, dan had ik uiteraard geen probleem gehad met wat contact. Maar om de één of andere duistere reden is hij het nooit die naast me zit.

Gelukkig kan het altijd erger. Opgepropt met zijn allen in de trein. Dan ben ik toch wel blij dat ik met de (niet zo volle) bus naar mijn stage ga.

Vijf tips om te zorgen dat mensen niet naast je gaan zitten in het ov

Soms heb je geen behoefte aan mensen. En zeker niet een onbekende die jou met zijn/haar volslanke lijf tegen de rechterkant van de bus drukt. Daarom heb ik vijf tips om te zorgen dat mensen niet naast je gaan zitten in het ov. Maar let op: dit mag je alleen doen als het rustig is. Dus niet in de spits!

1. Strak aankijken bij binnenkomst.
Ik ben een nieuwsgierig mens, dus bekijk ik altijd de mensen die binnenkomen bij een halte. En ik heb gemerkt dat mensen minder snel naast je komen zitten als je ze aankijkt (of ik ben heel eng, dat kan ook). Glimlach niet, maar zet een strak gezicht op (of kijk zelfs boos) en voel de leegte naast je.

2. Zet keiharde muziek op.
Het liefst hardcore of andere boemboem-muziek. Negeer de boze blikken en zet het geluid zo hard mogelijk. Alleen doen als je een gehoorbeschadiging op de koop toe wilt nemen.

3. Maak een kindje en neem het mee.
Ervan uitgaande dat de meesten van jullie nog geen ouders zijn, is het voor deze tip wel handig om er eerst even eentje te maken. Je kan er ook één lenen natuurlijk. Zorg ervoor dat het kind een nacht lang niet geslapen heeft en ook nog niets heeft gegeten die dag. Succes gegarandeerd.

4. Ga zelf huilen.
Denk aan the Lion King en voel de tranen stromen. Voor extra drama kun je ook de haren uit je hoofd trekken en keihard gillen.

5. Eet iets met knoflook. Heel veel knoflook.
Koop knoflooksaus in en eet het hele bakje op. Zorg ervoor dat je ten alle tijde je mond open houdt, zodat de geur zich door heel de bus/metro/trein verspreidt.

En, zijn jullie blij met de tips?

Fictief interview met de metro

De metro en ik zijn dikke maatjes. We zien elkaar minstens twee keer per week en op die dagen dan ook twee keer. Waarom? Simpel, hij woont relatief vlakbij en vindt het nooit teveel moeite om me naar Rotterdam Centraal of Zuidplein te brengen. Het leek me dan ook leuk om hem te interviewen.
‘Moet je weer naar Rotterdam Centraal?’ vroeg hij me.
‘Ja, hetzelfde als altijd!’
‘Oké, maar ik moet eerst nog even langs Maashaven, Rijnhaven, Wilhelminaplein etc. om andere mensen op te halen, vind je dat goed?’
Hoe meer mensen, hoe meer gezelligheid, toch?
Er stapten twee tienermeisjes in. Ze hadden een glimmende legging aan, zo’n gouden, met een shirtje er bovenop. Ik paste twee keer in hun benen. Ik zag hun achterwerk als een gek heen en weer gaan.
‘Eh, ken jij die mensen?’ vroeg ik aan metro.
‘Ja, hoezo? Dat zijn mijn beste vrienden!’
‘Nee, zomaar.’
Metro’s vrienden zetten hun muziek keihard op. My milkshake brings all the boys to the yard hoorde ik.  Ik moest drie keer schreeuwen, voordat de metro mijn vraag hoorde.
‘Ga je eigenlijk vaak onder de douche?’
De metro kneep zijn ogen tot spleetjes.
‘Hoezo?’
‘Gewoon uit interesse.’
Ik bekeek zijn binnenkant. Een halfleeg blikje cola rolde heen en weer. Her en der lagen kranten verspreid. En wat was dat vieze luchtje?
‘Leuvehaven. Oogziekenhuis. GGD. Leuvehaven.’ hoorde ik metro zeggen.
Er stapte een breedgebouwde man met enkele gouden tanden en een joggingspak aan in. Hij keek me boos aan.
‘Is dat ook een vriend van je?’
Metro knikte.
‘Ehm metro, waarom doe je dit eigenlijk?’
Vragend keek de metro me aan.
‘Wat?’
‘Nou, je laat iedereen gewoon toe. Je bent met iedereen bevriend, maar ze komen en gaan wanneer ze willen. Ze maken misbruik van je, metro, zie je dat dan niet?’
De metro klapperde met zijn deuren.
‘Waar bemoei je je eigenlijk mee, Laura? Het maakt me niet uit hoe iemand eruit ziet. Ik accepteer iedereen. Behalve mensen met kritiek, zoals jij. Oprotten!’
Hij gaf me een schop onder mijn kont en gooide me eruit. Ik stond bij metrostation Beurs, twee haltes voordat ik eruit moest.
Voortaan neem ik de bus wel.

‘It’s robbery!’

Dit is een deel van mijn ov-chipkaart en er staat een geheel zwarte koe op (zeldzaam in Nederland) in een geheel geel landschap (tevens zeldzaam in Nederland).

Ik zat in de bus. Ik zit wel vaker in de bus. Het ritje begint me nu al behoorlijk te vervelen (nog een paar weken en dan is het gelukkig vakantie), maar dat is eigenlijk niet het punt.

Goed, ik zat dus in de bus. Busritjes zijn saai, dus was ik muziek aan het luisteren. Helaas heb ik daardoor een gesprek gemist: er kwamen namelijk twee oudere dames de bus in. Maar in plaats van meteen in te checken (duur: één seconde) gingen ze met de buschauffeur praten (duur: vijf minuten).
Mijn gedachte: schiet toch eens op.
Het gesprek tussen de vrouwen en de buschauffeur heb ik dus niet gehoord, maar toen ze gingen zitten, hoorde ik ze praten. In het Engels. Het ging ongeveer zo:
‘This is robbery!’
‘They changed the rules, I didn’t know that.
‘What a ridiculous country.’
‘It’s robbery!’

Mochten jullie geïnteresseerd zijn: de ene vrouw kon niets anders zeggen dan: ‘It’s robbery!’ Misschien is haar Engelse vocabulaire nog niet zo goed ontwikkeld, maar dat durf ik niet met zekerheid te zeggen.

Wat voor enorm groot drama was er nou aan de hand? Ik zal het u vertellen. Kijk, ik woon in een heel lieflijk dorp, gekozen door TMF als het leukste dorp van Nederland (jawel) (no, I don’t agree). Als wij eilanders naar de Grote Stad (Rotterdam) willen, kunnen we met de bus alleen maar naar Zuidplein. Dus ja, dat doe je dan.
Dit is een ritje van slechts vijftien minuten.
Hoeveel mag dat kosten? Zes euro. Retour, dat wel. En dat vonden de vrouwen be-lach-e-lijk. Zes euro voor een ritje naar Southplein? Robbery!

Ik deed mijn oordopjes weer in en luisterde naar muziek, totdat we bij Zuidplein aankwamen.

Toen ik mijn oordopjes uit deed, bleek dat ze het er nog steeds over hadden: ‘It’s crazy!’
Het antwoord?

‘It’s robbery!’

Hebben jullie nog rare gesprekken opgevangen in de bus de laatste tijd?

Een zeldzaamheid

Weet je wat een heerlijk doch zeer zeldzaam fenomeen is? De stille stiltecoupé.

Ik reis regelmatig met de trein en het liefst ga ik boven zitten, omdat ik het idee heb daar meer ruimte te hebben (rare kronkel in mijn hoofd?). Dan kan het je zomaar overkomen dat je in de stiltecoupé terecht komt. Hier heb ik uiteraard geen problemen mee, want hoewel ik van afluisteren houd (nieuwsgierig he), is het ook wel fijn om gewoon een boek in opperste concentratie te kunnen lezen.

Laatst zat ik nog in de stiltecoupé, toen er twee meisjes gingen zitten: ‘Oh, we zitten wéér in de stiltecoupé!’
Gegiechel.
Ze hebben de hele reis gepraat.

Kijk, ik snap het wel. Ik bedoel, zo duidelijk is de NS niet. Het staat in doorzichtige letters op het raam en dat was het wel. Het lijkt mij (maar ach, wat voor een onnozele treinreiziger ben ik?) handiger als je GROTE, OPVALLENDE letters gebruikt. Ik bedoel, nu is het net zoals die mannetjes in de Sixtijnse kapel die steeds ‘Silencio, silence!’ zeggen (hoe bedoel je hypocriet?) en zeggen dat je geen foto’s mag maken, maar niet ingrijpen.

Ik heb de moed nog niet gevonden om te zeggen dat de mensen ‘POTJANDORIE* HUN MOND EENS MOETEN HOUDEN!’, maar eigenlijk boeit het me ook niet zo. Waarschijnlijk omdat ik me er ook wel eens schuldig aan maak. En eerlijk is eerlijk: hoe moeilijk is het om je mond te houden tegen je vriend/vriendin als de rest van de stiltecoupé ook aan het praten is?

Nee, ik heb een veel beter idee. We maken gewoon aparte coupés voor mensen met kinderen (als ik nog een keer een jankende baby hoor, ga ik zelf huilen), voor mensen die graag van harde muziek houden (zodat ze een wedstrijdje wiensmuziekstaathethardst kunnen doen) en mensen die graag willen dat de hele coupé hun gesprek kunnen horen. En een coupé voor de mensen die niet in deze hokjes passen.

Probleem opgelost. Graag gedaan, NS, geen dank.

*Vul hier naar gelieve een grover scheldwoord in.

Laura de reiziger: Vijf leuke dingen aan het openbaar vervoer, part two

We hebben nu tien nadelen van het openbaar vervoer, zie hiervoor part one en part two. En vijf leuke dingen. Maar daar moeten natuurlijk nog vijf extra bij! Zie hieronder voor het rijtje.

1. Spontane gesprekken.
Ik zat een keer in de metro achter twee vrouwen. De ene, een Nederlandse oudere vrouw, vroeg aan de andere, een jonge vrouw met een hoofddoekje, iets over de haltes. Dit zorgde voor een heel gesprek, onder andere over de opleiding van de jonge vrouw en dat soort dingen. Natuurlijk heb ik stiekem meegeluisterd en ik vond het erg leuk om zo’n spontaan gesprek te horen van twee mensen die op een aantal punten erg met elkaar verschillen (leeftijd en geloof).

2. Gratis kranten.
Wij zijn Nederlanders. En waar staan we om bekend? Onze gierigheid natuurlijk. Dus als we iets gratis kunnen krijgen, dan pakken we het ook. Dus grijpen we massaal naar de Metro en Spits, maakt niet uit hoe slecht de kwaliteit daarvan soms kan zijn.

3. Leuke bekenden tegen komen.
Ik geef het toe, het gebeurt niet vaak. Maar soms kom je ze tegen: de mensen die je kent die je wél wil zien. Zo wordt een saai busritje toch nog leuk.

4. Flirten.
Het openbaar vervoer is je beste vriend. Hij brengt je overal naar toe en zorgt bovendien voor veel flirtmateriaal. Neem bijvoorbeeld eens de trein met Delft als één van de tussenstations. Succes gegarandeerd (nee, het zijn niet alleen sulletjes die daar studeren).

5. Inspiratie voor blog.
Oh oh oh, als ik het openbaar vervoer toch niet had. Dan had ik minstens een kwart van de stukjes op mijn blog niet kunnen schrijven. Zou zonde zijn, toch?

Dit was het dan weer. Het openbaar vervoer is van alle kanten belicht en ik kan er maar één conclusie uit trekken: wat ben ik blij dat het OV bestaat.

Laura de reiziger: Vijf ergernissen aan het openbaar vervoer, part two

Zoals lang geleden beloofd, zijn hier nóg vijf nadelen aan het openbaar vervoer. Maar wees gerust, het is niet één en al negativiteit hier, want binnenkort komen er nog vijf extra leuke dingen van het openbaar vervoer eraan (hier zijn er alvast vijf). Maar nu dus eerst de nadelen.

1. Rennen, omdat je (te) laat bent.
Je kent het wel. De trein gaat vijf over. Het is nu vier over. Je rent de longen uit je lijf, terwijl mensen je lachend nakijken. Je tas bonkt irritant tegen je benen aan en je begint steeds meer te hijgen. Buiten adem kom je aan op het perron (of de bushalte). De trein vertrekt voor je neus. Net te laat. En juist nu je die belangrijke afspraak had. ‘Hmm.’ denk je, terwijl je nog na staat te hijgen. ‘Misschien moet ik toch maar vaker naar de sportschool gaan.

2. Etende mensen.
Ze kauwen op de meest onsmakelijke manier en die rare geluiden hadden er ook niet bij gehoeven. Meestal gaan ze recht tegenover je hun maaltijd verorberen, alsof ze kunnen ruiken dat jij een knorrende maag van de honger (nee Laura, trek, kindertjes in Afrika hebben honger) hebt.

3. Geurtjes.
Teveel parfum en dan ook nog net die vieze. Of ook erg: vieze mannen met een zweetlucht van hier tot aan de rest de trein. Die natuurlijk nét naast jou gaan zitten. En mensen, alsjeblieft, doe geen deo op als terwijl in de trein of bus zit. Dat kun je namelijk na tachtig uur nog steeds ruiken. En als ik hoofdpijn wil, dan vraag ik wel of je met een hamer op mijn voorhoofd slaat.

4. Keiharde muziek.
R&B. Hardcore. Metal. Niet mijn soort muziek. Wel van heel veel mensen. Hoe ik dat weet? Dat kan ik horen. Weet je, je hoeft de volume van je mp3speler echt niet op zijn hoogst te zetten hoor, als hij een tikkeltje zachter staat, kun je de muziek ook wel horen. En hoe gek je ook bent op die rapper, dat hoef je niet aan mij te laten weten. Ik bepaal zelf wel wat ik luister.

5. Zwervers.
‘Ik ben dakloos en heb een paar euro nodig om vannacht te kunnen slapen.’
Yeah right, denk ik soms. Vervolgens gaan ze de hele coupé langs en voel je je enorm rot, terwijl je het raam uit staart. Ik heb overigens nog niet één keer meegemaakt dat iemand geld gaf.
(maar omdat ik me altijd zo schuldig voel, heb ik besloten om voortaan geen geld te geven, maar wel eten of drinken als ik dat bij me heb. Dan weet je in ieder geval zeker dat je geld niet uitgegeven wordt aan drugs of iets dergelijks.)

Nou, lieve kijkbuiskindertjes, dat waren weer de vijf nadelen. In de volgende aflevering dus vijf voordelen.

Veel reisplezier!

Laura de reiziger: Vijf leuke dingen aan het openbaar vervoer

tjoeketjoekedoetdetrein

Zoals ik al zei, zal ik – na mijn lijstje van vijf ergernissen – nu vijf dingen opnoemen die ik wél leuk vind aan het openbaar vervoer.

1. Gesprekken afluisteren.
Ik moet bekennen, ik ben een nieuwsgierig mens. Dus luister ik stiekem de gesprekken af die mensen voeren. Je hoort nog wat interessants, zoals een jongen in de metro die aan de telefoon zat:
‘Wat heb je aan?’
Toen ik dit hoorde, dacht ik: wtf. Geen telefoonseks in openbare ruimtes s’il vous plait.
‘Waar kan ik je aan herkennen? Oké, ja. Drie uur. Is goed.’
Dit was overduidelijk een blind date. Het liefst was ik de jongen achterna gelopen om te zien hoe het ging. Maar helaas, ik was al bij mijn halte.

2. Lang leve de studenten-ov.
Niet iedereen in het openbaar vervoer kan hiervan genieten, maar ik wel! Gaat een college niet door? Dan ga ik toch gewoon een dagje naar Den Haag/Amsterdam/Utrecht/noemmaarop. Voor niks, nada, noppes! Het enige vervelende is dat je met een weekabonnement niet gratis in het weekend kan reizen (wel veertig procent korting met de trein), maar dat nemen we maar voor lief.

3. Bijslapen.
Het studentenleven is niet altijd even gemakkelijk. Tentamens, papers, artikelen die je moet lezen, veel reizen. Het zorgt voor vermoeidheid en dat kunnen we natuurlijk niet hebben. Dus wat doe je dan? Slapen. Maar een brave student skipt geen college. Wanneer moet je dan slapen? Juist. In de bus/trein/metro. Muziekje op, oogjes toe en welcome in wonderland.

4. Lekker warm.
Denk aan puntje drie van de vijf ergernissen. Je staat al een kwartier in de kou te wachten, je handen bevriezen, je kunt geen ledemaat meer bewegen en je haren zijn ijspegels geworden. Dan komt eindelijk de bus/trein/metro  en daarmee ook de warmte je tegemoet. Laat het ontdooien maar beginnen.
(Disclaimer: dit geldt natuurlijk alleen in de winter).

5. Uit het raam kijken.
Al langer dan een half jaar volg ik de verbouwing bij station Delft. Eerlijk gezegd schiet het niet echt op. Maar toch ben ik elke keer weer benieuwd wat er veranderd is. Ook kijk ik graag naar mensen (in en buiten het openbaar vervoermiddel). En als ik me echt verveel? Dan kijk ik naar de huizen en bedenk ik of ik dat huis nou wel of niet zou willen wonen.

Natuurlijk zijn dit niet de enige leuke dingen aan het openbaar vervoer (Echt niet? Nee, echt niet.). Over een tijdje zal ik jullie plezieren met andere aangename dingen en tot die tijd: enjoy your travel!

Laura de reiziger: Vijf ergernissen aan het openbaar vervoer

DSC00698

Ik ben een reiziger. Helaas niet iemand die de prachtigste plaatsen van de hele wereld bekijkt. Nee, ik reis vier dagen in de week van en naar Leiden. Bus, metro, trein. Inmiddels heb ik dus voldoende ervaring met het openbaar vervoer en dat heeft tot een aantal inzichten geleid. Ik zal jullie vandaag mijn lijstje van vijf ergernissen aan het openbaar vervoer geven (willekeurige volgorde).

1. Mensen die  niet voor je opstaan.
Dit gebeurt vaak in de bus of in de metro. Stel je eens voor, je zit in de metro vanaf Rotterdam Centraal en je moet eruit bij Zuidplein. Jij zit aan de kant van het raam en naast je zit nog een persoon.
‘Zuidplein.’ hoor je door de intercom.
Je pakt je ov-chipkaart. Je staat op. Dit is allemaal volstrekt logisch, hiermee geef je het signaal: ik moet er bij deze halte uit. Misschien begrijpen ze het niet of willen ze het niet begrijpen. De persoon naast je doet zijn/haar benen naar de zijkant, als een soort schijnbeweging, want het is echt niet alsof je er dan makkelijk langs kan. Met veel moeite en in ademnood wring je je tussen die persoon (waardoor je dus ook iemand aanraakt die je niet wil aanraken) en de stoeltjes ervoor. Soms struikel je alsnog over voeten of dat soort dingen.
Lieve mensen, ik vraag jullie alsjeblieft: hoeveel moeite is het nou om op te staan voor iemand? Je kan daarna gewoon weer zitten, je kan zelfs bij het raam zitten, harstikke leuk! Zelf vind je het toch ook fijn als iemand voor je opstaat, zodat je er gewoon normaal uit kan? En ik ben echt de slechtste niet hoor, ik zal gewoon netjes ‘Bedankt’ zeggen als je voor me opstaat. Dus alsjeblieft. Heb wat over voor je medemens.

2. Telefoongesprekken.
‘Hey Piet! Ja, nee, ik zit in de trein. Waar ben jij?’
Zo gaan die telefoongesprekken meestal. Daarna gaat het over in roddelen of het gaat over kinderen, noem maar op. Soms zijn ze kort, die telefoongesprekken. Meestal niet. Heel de treincoupé mag weten dat die klootzak nog steeds niets van zich heeft laten weten of dat Marietje zwanger is. Hier blijft het niet bij. Want degene die naast je zit, wordt ook gebeld. En de persoon achter je ook. Soms hoor ik vijf telefoongesprekken door elkaar heen.

3. Wachten in de kou.
Als je vaak met het openbaar vervoer reist, dan bestaat een groot gedeelte daarvan uit wachten. Mensen zijn van nature meestal niet zo geduldig. Dus ben ik op het treinperron of bij de halte vaak omringd door chagrijnige gezichten. Vooral in de winter kan er geen glimlachje vanaf. Wachten is niet leuk, maar door die ijzige sfeer wordt het alleen maar vervelender. En als het wachten afgelopen is: dan begint het dringen naar binnen (ellebogen zijn niet gemaakt om mee te duwen, mensen).

4. Buschauffeurs.
Ik heb niets tegen buschauffeurs in het algemeen, maar wel tegen twee soorten buschauffeurs, die soms ook vereenzelvigd zijn in één persoon.
Je stapt de bus in. Je houdt je ov-chipkaart voor dat gele/witte ding en dan kijk je naar de persoon achter het stuur.
‘Hoi.’ of ‘Goedemorgen!’ zeg je dan, al gelang naar het humeur dat je die dag hebt.
Geen reactie.
Dit, lieve buschauffeur, is onbeleefd. Ik weet dat je niet altijd vrolijk kunt zijn en dat je er misschien gek van wordt dat je de hele tijd dezelfde route rijdt, maar daar kan ik niets aan doen. Dus zeg alsjeblieft iets terug (grom desnoods). Dat vind ik fijn (het grommen ietsje minder).
Nummer twee. Eindhaltes. Voorbeeld: Zuidplein of Leiden Centraal. Je wéét dat iedereen eruit stapt en dat het dus druk is bij de deur. Maar, toevallig, heeft een bus twee deuren. In het midden en aan de voorkant, waar de buschauffeur zit. Dus kan de ene helft aan de voorkant eruit gaan en de andere helft bij de middendeur. Het enige wat de buschauffeur hoeft te doen, is op een knopje te drukken. Soms is dat al teveel moeite. Dit gesprek tussen een reizigster en de buschauffeur ving ik op, toen de buschauffeur weigerde de voorste deur open te doen.
‘Ga je de deur niet opendoen?’
‘Nee.’
‘Ouwe chagrijn.’
‘Kijk naar je eigen kop.’
‘Houd je bek joh!’
Nu zou ik zelf niet zo reageren, maar het zou natuurlijk wel lief zijn van de buschauffeur om gewoon de voorste deur open te doen.

5. Mensen tegenkomen die je niet wil zien.
Ik kom uit een dorp. ‘Leuk voor je.’ Ja, echt fantastisch. Als ik dus met de bus van of naar Zuidplein ga, kom ik altijd wel bekenden tegen. ‘Leuk toch?’ Nee. Want je komt altijd die mensen tegen die je niet wil zien. Je kent het zelf vast ook wel. Oude klasgenoten, die vervelende buurman of het ergst: je ex. En wat moet je dan doen? Hoi zeggen (wat een awkward situation oplevert) of negeren? Lastig, lastig.

Ik heb nog meer ergernissen, maar die bewaar ik wel voor een andere keer. Aangezien ik jullie niet met zoveel negativiteit over het openbaar vervoer wil opzadelen, zal ik binnenkort een lijstje maken van vijf dingen die wél leuk zijn aan het openbaar vervoer ;).